In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie. De vrouw, bijgestaan door advocaat mr. J.J. Bronsveld, verzoekt de rechtbank om een onderhoudsbijdrage van € 198,- per maand per kind, met ingang van 1 augustus 2020. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.G. Huijsmans, voert verweer en stelt dat de vrouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek. Hij betwist dat de vrouw voldoende inzicht heeft gegeven in haar financiële situatie en stelt dat zij niet aan haar substantiëringsplicht heeft voldaan.
De rechtbank heeft de zaak op 10 maart 2022 mondeling behandeld. De rechtbank oordeelt dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek en dat er geen sprake is van schending van procesbeginselen. De rechtbank stelt vast dat de minderjarigen behoefte hebben aan een onderhoudsbijdrage en dat de man in staat is deze te betalen. De rechtbank hanteert de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie voor de beoordeling van de behoefte en de draagkracht van beide partijen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de behoefte van de minderjarigen € 598,- per maand bedraagt, en dat de man, na toepassing van een zorgkorting, een bijdrage van € 145,- per maand per kind moet betalen, met ingang van 1 juli 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen.