ECLI:NL:RBZWB:2022:1818

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
02-286082-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne met bewijsbeoordeling en strafoplegging

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die opzettelijk 2189,3 gram cocaïne aanwezig had in zijn auto. De cocaïne werd aangetroffen in een verborgen ruimte in de auto van de verdachte, die op 21 oktober 2021 te Heerle werd aangehouden. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging met betrekking tot de rechtmatigheid van de fouillering en doorzoeking van de auto. De verdediging stelde dat er geen redelijk vermoeden van schuld was en dat de fouillering onrechtmatig was, maar de rechtbank oordeelde dat de fouillering rechtmatig was gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank achtte het opzettelijk aanwezig hebben van de cocaïne wettig en overtuigend bewezen, ondanks het verweer van de verdachte dat hij geen wetenschap had van de drugs in zijn auto. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht maanden op, rekening houdend met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn blanco strafblad. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/286082-21
vonnis van de meervoudige kamer van 8 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. W.B.M. Bos, advocaat te Oud-Beijerland.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 maart 2022, waarbij de officier van justitie, mr. A. Vroombout, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 21 oktober 2021 te Heerle, 2189,3 gram opzettelijk cocaïne heeft vervoerd dan wel in zijn auto aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie dient verdachte te worden vrijgesproken van het vervoeren van cocaïne wegens onvoldoende bewijs. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de veiligheidsfouillering en de doorzoeking van de auto rechtmatig hebben plaatsgevonden. Op grond van het procesdossier, acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 2189,3 gram cocaïne.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het vervoeren van cocaïne vanwege onvoldoende wettig bewijs.
Ten aanzien van het aanwezig hebben van cocaïne heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat sprake is van twee vormverzuimen in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
Ten eerste bestond op het moment van binnentreden in het pand aan de [adres 2] te Heerle ten aanzien van verdachte geen redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Om die reden mochten er tegen verdachte geen dwangmiddelen worden ingezet en had verdachte niet gefouilleerd mogen worden. Bij de fouillering van verdachte is een autosleutel aangetroffen. Zonder toestemming van verdachte is die sleutel gebruikt om de auto, die op het terrein van [adres 2] stond, te openen en te doorzoeken. De verdediging is van mening dat hiermee sprake is van een onrechtmatige doorzoeking van de auto, nu er geen enkele aanwijzing was dat zich in de auto drugs zouden bevinden. Gelet op het voorgaande stelt de verdediging dat al hetgeen is gevolgd op de onrechtmatige fouillering en doorzoeking moet worden uitgesloten van het bewijs. De overige bewijsmiddelen zijn onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen en dus dient verdachte te worden vrijgesproken van het opzettelijk aanwezig hebben van de cocaïne.
Ten tweede heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van de cocaïne in zijn auto. Het is vaste jurisprudentie dat een auto-eigenaar wordt verondersteld bekend te zijn met de aanwezigheid van de in de auto aanwezige goederen, behoudens contra-indicaties. De verdediging heeft in een vroeg stadium aangegeven dat verdachte niet wist van de cocaïne in zijn auto en heeft daarom verzocht om een DNA-onderzoek naar de drugs of de verborgen ruimte. Dit onderzoek kon niet plaatsvinden, omdat het Openbaar Ministerie geen sporen heeft veilig gesteld. Hierdoor is de mogelijkheid voor verdachte om zich te verweren ontnomen en is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte wist van de cocaïne in zijn auto. Ook om deze reden dient vrijspraak te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten
Uit onderzoek Pointer, dat voortvloeit uit onderzoek 26Argus naar gebruikers van cryptotelefoons, is een redelijk vermoeden gevolgd dat [naam] vanuit een loods aan de [adres 2] in Heerle handelde in drugs. Op grond van deze verdenking zijn de verbalisanten op 21 oktober 2021 binnengetreden in dit pand. Zij waren gemachtigd het pand te doorzoeken ter inbeslagneming en ter aanhouding van [naam]. In dit pand is verdachte aangetroffen. Hij had een autosleutel van een Renault bij zich. Op het terrein van [adres 2] stond een Renault Clio. Dit voertuig is geopend met de bij verdachte aangetroffen sleutel en is vervolgens doorzocht. In een professioneel aangebrachte verborgen ruimte in het voertuig is 2189,3 gram cocaïne aangetroffen. De auto was eigendom van verdachte.
Rechtmatigheid fouillering
Naar het oordeel van de rechtbank betreft de fouillering die bij verdachte is gedaan, een veiligheidsfouillering. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie, die bij de doorzoeking aanwezig was, aangevoerd dat sprake was van een ernstige verdenking van handel in drugs in het pand aan de [adres 2], dat op die grond is binnengetreden en dat verdachte als enige in het pand is aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze omstandigheden de verbalisanten bevoegd waren tot het toepassen van een veiligheidsfouillering. Deze fouillering is dan ook rechtmatig geweest en er is dus geen sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De rechtbank verwerpt het verweer.
Rechtmatigheid doorzoeking auto
In artikel 9, eerste lid, onder a van de Opiumwet wordt aan opsporingsambtenaren de bevoegdheid gegeven zich de toegang tot vervoermiddelen te verschaffen, indien een verdenking bestaat dat in het vervoermiddel drugs aanwezig zijn of daarmee worden vervoerd. Uit het procesdossier volgt dat sprake was van een ernstige verdenking dat in het pand aan de [adres 2] in drugs werd gehandeld. Verdachte was als enige in het pand aanwezig. De auto van verdachte stond op het bij dit pand behorende afgesloten terrein. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden redelijkerwijs door de verbalisanten kon worden vermoed dat die auto gebruikt was of gebruikt kon worden voor het vervoer van drugs en dat er mogelijk drugs in de auto aanwezig waren. Op grond van artikel 9 van de Opiumwet hadden zij daarmee de bevoegdheid tot doorzoeking van de auto. Dat verdachte geen toestemming heeft gegeven om de bij de fouillering aangetroffen autosleutel te gebruiken doet daar niet aan af. De verbalisanten hadden deze bevoegdheid ook zonder het aantreffen van de sleutel bij verdachte. De rechtbank concludeert dus dat de doorzoeking van de auto rechtmatig is geweest en verwerpt het verweer van de verdediging.
Wetenschap en beschikkingsmacht
Verdachte was de eigenaar van de Renault Clio waarin de cocaïne is aangetroffen. Het is vaste rechtspraak dat een auto-eigenaar wordt verondersteld bekend te zijn met de in de auto aanwezige goederen, behoudens contra-indicaties. De in het voertuig aangetroffen verborgen ruimte was een uiterst professioneel ingerichte ruimte die slechts vanuit de binnenzijde van de auto opengemaakt kon worden door een combinatie van handelingen. De verklaring van verdachte dat de verborgen ruimte mogelijkerwijs - zonder dat hij dit wist - al in de auto zat toen hij hem kocht of dat hij de auto wel eens uitleent aan anderen, die de verborgen ruimte zonder zijn medeweten in zijn auto kunnen hebben ingebouwd, acht de rechtbank niet aannemelijk. De verklaring is niet concreet noch verifieerbaar, nu het slechts bij een suggestie van verdachte is gebleven, zonder dat hij nadere gegevens of details heeft verschaft. In de verborgen ruimte bevond zich 2189,3 gram cocaïne met een straatwaarde van ten minste € 100.000,00. Dat iemand anders een dergelijke hoeveelheid harddrugs zonder medeweten van verdachte zou achterlaten in de auto van verdachte, is gelet op de grote waarde van de drugs, ook niet aannemelijk. Nu een aannemelijke, verifieerbare verklaring van verdachte ontbreekt, en er dus geen contra-indicaties zijn, acht de rechtbank bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in zijn auto. Het feit dat geen onderzoek is gedaan naar de aanwezigheid van DNA-sporen op de drugs of in de verborgen ruimte maakt dat niet anders, omdat het ontbreken van DNA-sporen van verdachte niets zegt over de wetenschap van verdachte van de aanwezigheid van de drugs.
Verdachte was de eigenaar van de auto en was ook in het bezit van de sleutel, zodat verdachte ook de feitelijke beschikkingsmacht had over de cocaïne.
Conclusie
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat op grond van het procesdossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de cocaïne heeft vervoerd en zij zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken. Zij acht op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 2189,3 gram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 21 oktober 2021 te Heerle opzettelijk aanwezig heeft gehad 2189,3 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van negen maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat, gelet op de oriëntatiepunten voor strafoplegging, een gevangenisstraf van acht maanden in beginsel passend is. Gelet op de vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek, heeft de verdediging verzocht te volstaan met een gevangenisstraf van zes maanden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 21 oktober 2021 schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 2189,3 gram cocaïne, die in een verborgen ruimte in de auto van verdachte lag. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen cocaïne, ruim twee kilo met een straatwaarde van ten minste € 100.000,00, moet worden aangenomen dat deze cocaïne was bestemd voor de handel. De rechtbank wordt in deze overtuiging gesterkt, omdat de auto bij een pand stond dat wordt gebruikt voor drugshandel. Het is algemeen bekend dat cocaïne een stof is die sterk verslavend is en ernstige schade toebrengt aan de gezondheid van de gebruikers. Om die reden wordt ook het aanwezig hebben van een dergelijk grote hoeveelheid harddrugs gezien als een ernstig feit. Daarnaast gaat de handel in drugs veelal gepaard met andersoortige criminaliteit, waaronder delicten die harddrugsgebruikers plegen om aan hun harddrugs te komen, maar ook delicten tussen handelaren onderling. Verdachte heeft met zijn handelen hieraan bijgedragen.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging is het uitgangspunt bij het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid harddrugs met een gewicht tussen de 2000 en 3000 gram een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden. De rechtbank ziet echter aanleiding om ten voordele van verdachte van dit uitgangspunt af te wijken, vanwege de jonge leeftijd van verdachte. Verdachte heeft een blanco strafblad. Alles overziend vindt de rechtbank een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, passend.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 personenauto [kenteken] (G2389572, rood, merk: Renault);
* 2189,3 gram verdovende middelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. P. Kooijman en mr. B.A.S.E. Maandag, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 april 2022.
Mr. B.A.S.E. Maandag is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.