In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die opzettelijk 2189,3 gram cocaïne aanwezig had in zijn auto. De cocaïne werd aangetroffen in een verborgen ruimte in de auto van de verdachte, die op 21 oktober 2021 te Heerle werd aangehouden. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging met betrekking tot de rechtmatigheid van de fouillering en doorzoeking van de auto. De verdediging stelde dat er geen redelijk vermoeden van schuld was en dat de fouillering onrechtmatig was, maar de rechtbank oordeelde dat de fouillering rechtmatig was gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank achtte het opzettelijk aanwezig hebben van de cocaïne wettig en overtuigend bewezen, ondanks het verweer van de verdachte dat hij geen wetenschap had van de drugs in zijn auto. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht maanden op, rekening houdend met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn blanco strafblad. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.