ECLI:NL:RBZWB:2022:1817

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
02-281413-21 en 02-250685-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval met geweld tegen kwetsbaar slachtoffer

Op 8 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 september 2021 een woningoverval heeft gepleegd in Tilburg. De verdachte, geboren in 1974 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht, werd beschuldigd van het stelen van sieraden, bankpassen, een laptop en een telefoon van een 73-jarige vrouw, die als kwetsbaar slachtoffer werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met geweld de woning van het slachtoffer binnendrong, haar bedreigde en letsel toebracht. Het bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte werd onder andere geleverd door een DNA-match van bloed dat in de woning was aangetroffen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vier jaar op, waarbij rekening werd gehouden met zijn strafblad en het feit dat eerdere interventies niet tot gedragsverandering hadden geleid. De benadeelde partij vorderde een schadevergoeding van € 2.814,00, waarvan de rechtbank € 2.800,00 toewijsbaar achtte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onrechtmatig had gehandeld en dat de schadevergoeding een rechtstreeks gevolg was van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte, en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-281413-21, 02/250685-20 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 8 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht,
raadsvrouw mr. L.C.W. Wingens, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 maart 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging met bovenvermeld parketnummer en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] behandeld. Daarnaast heeft [naam] van Slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partij een schriftelijke slachtofferverklaring voorgelezen.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 13 september 2021 te Tilburg een woningoverval heeft gepleegd, waarbij hij sieraden, (bank)passen, een laptop en een telefoon van [benadeelde partij] heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van de diefstal met geweld, door de woning van [benadeelde partij] binnen te dringen, daarbij geweld te gebruiken tegen [benadeelde partij] en vervolgens meerdere goederen uit haar woning mee te nemen. Zij baseert zich daarbij, kort gezegd, op de aangifte, de DNA-match van het in de woning aangetroffen bloed met verdachte, de getuigenverklaringen en het feit dat uit het procesdossier blijkt dat de in de woning van [benadeelde partij] aangetroffen sleutel voorafgaand aan het plegen van het delict in gebruik was bij verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 13 september 2021 in Tilburg een woningoverval heeft plaatsgevonden. Verdachte is met geweld de woning van [benadeelde partij] binnengedrongen en heeft in de woning geweld gebruikt tegen [benadeelde partij]. Vervolgens heeft hij sieraden, bankpassen, een laptop en een telefoon uit haar woning weggenomen. Op de kast in de slaapkamer van [benadeelde partij] is bloed aangetroffen. Dit bloed is onderzocht door het NFI en heeft een match opgeleverd met het DNA van verdachte. In de woning is ook een sleutel aangetroffen, waarover [benadeelde partij] heeft verklaard dat de overvaller deze in zijn handen had toen hij voor haar deur stond. De sleutel past op een kluisje dat verdachte in gebruik had tijdens zijn verblijf bij de Rooyse Wissel, voorafgaand aan de pleegdatum. Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de woningoverval heeft gepleegd, zodanig als onder 4.4. is omschreven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 13 september 2021 te Tilburg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen meerdere sieraden, bankpassen, een laptop en een telefoon, toebehorende aan [benadeelde partij], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het:
- aanbellen bij die [benadeelde partij] en vervolgens de voordeur open duwen en met kracht de woning
binnendringen, en
- vervolgens die [benadeelde partij] de woning/slaapkamer in duwen en op een bed duwen, en
- daarbij zijn, verdachtes, hand op/tegen de mond van die [benadeelde partij] duwen/drukken/houden, en
- daarbij zijn, verdachtes, vingers in de mond van die [benadeelde partij]
duwen/drukken/houden, en
- daarbij in de neus van die [benadeelde partij] knijpen, en
- vervolgens de keel van die [benadeelde partij] vastpakken en dichtknijpen/-duwen, en
- die [benadeelde partij] in hulpeloze en bewusteloze toestand achterlaten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van het voorarrest. Indien de rechtbank overgaat tot oplegging van een deels voorwaardelijke straf, vordert de officier van justitie daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te koppelen. Daarbij acht de officier van justitie een locatieverbod niet meer noodzakelijk, omdat [benadeelde partij] is verhuisd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij oplegging van een straf het onvoorwaardelijke deel zoveel mogelijk te beperken tot het reeds ondergane voorarrest en daarnaast een fors deel voorwaardelijk op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 13 september 2021 schuldig gemaakt aan een woningoverval. Verdachte heeft bij de 73-jarige [benadeelde partij] aangebeld en op het moment dat zij de voordeur opende, met kracht de deur verder open geduwd. Daarbij is hij haar woning binnengedrongen. Verdachte heeft haar vervolgens in de slaapkamer op het bed geduwd, zijn hand op haar mond gelegd en zijn vingers in haar mond geduwd. Ook heeft verdachte de neus van [benadeelde partij] dichtgeknepen en haar bij de keel vastgepakt. [benadeelde partij] heeft hierbij letsel opgelopen, waaronder een kneuzing van de binnenzijde van haar keel, en is hierbij bewusteloos geraakt. Verdachte heeft vervolgens sieraden, bankpassen, een laptop en een telefoon uit haar woning weggenomen. Het staat voor de rechtbank vast dat [benadeelde partij] een zeer kwetsbaar slachtoffer was, gelet op haar leeftijd en op het feit dat zij met een rollator liep. Dit was voor verdachte ook kenbaar. Zij was onlangs aan haar heup geopereerd, wat zij ook tegen verdachte heeft gezegd. Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden om geweld tegen haar te gebruiken. De rechtbank rekent verdachte dit bijzonder laffe feit zwaar aan. Een dergelijk feit draagt bij aan in de samenleving heersende gevoelens van onveiligheid. Het moet voor [benadeelde partij] een zeer beangstigende en traumatische ervaring zijn geweest om mee te maken. Dit blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring, waarin [benadeelde partij] heeft beschreven dat de gevolgen van het voorval ingrijpend zijn geweest voor haar dagelijks leven. Een woning zou per definitie de plek moeten zijn waar men zich veilig voelt, maar [benadeelde partij] is vanwege de angstgevoelens, die zij na het voorval in haar woning ervaarde, verhuisd. Hier komt bij dat verdachte besmet is met het HIV-virus. [benadeelde partij] heeft zich tijdens het voorval verdedigd door in zijn hand te bijten en proefde toen bloed. [benadeelde partij] verkeert daardoor al maandenlang in de onzekerheid of ook zij besmet is geraakt met het HIV-virus. De rechtbank onderkent dat dit [benadeelde partij] extra spanning en stress geeft, die zij dagelijks met zich mee draagt.
Persoon van verdachte en de op te leggen straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met zijn strafblad, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor diefstallen en een diefstal met geweld.
Zij houdt ook rekening met het reclasseringsrapport van 22 maart 2022, waarin wordt geadviseerd, indien verdachte wordt veroordeeld, een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd en bijzondere voorwaarden. Uit het rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een delictpatroon inzake het plegen van vermogensdelicten. In 2017 is aan hem een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd. De maatregel is echter voortijdig negatief beëindigd, omdat verdachte na onbegeleid verlof op het terrein niet meer is teruggekomen. Ook andere interventies hebben bij verdachte niet geleid tot gedragsverandering. Dit komt volgens verdachte doordat begeleiders gemaakte afspraken niet nakomen. Volgens de reclassering heeft verdachte al meerdere kansen gehad, maar profiteert hij niet van hulpverlening en reclasseringscontacten. Ondanks dat verdachte op zitting heeft aangegeven mee te willen werken aan de bijzondere voorwaarden, heeft de rechtbank er geen vertrouwen in dat hij intrinsiek bereid is hulp te accepteren en dat het hem deze keer wel lukt om zich aan de voorwaarden te houden. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf ter hoogte van het reeds ondergane voorarrest. De rechtbank is van oordeel dat voor de bewezenverklaarde diefstal met geweld een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Volgens de oriëntatiepunten voor strafoplegging van de rechtbank is voor een feit als het onderhavige een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie tot vijf jaren passend, waarbij drie jaren als uitgangspunt geldt bij gebruik van licht geweld. De rechtbank ziet echter aanleiding om ten nadele van verdachte van dit uitgangspunt af te wijken, omdat sprake is van recidive en een zeer kwetsbaar slachtoffer. Deze omstandigheden weegt zij in strafverzwarende zin mee. Alles overziend vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en legt zij daarom een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van het voorarrest, op aan verdachte.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 2.814,00, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 2.800, gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt toegewezen. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 13 september 2021 en de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

8.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 15 december 2021 gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 92 dagen, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 5 januari 2021, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vier jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten Dual sim telefoon (G2388552);
Vordering tenuitvoerlegging, parketnummer 02/250685-20
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de politierechter d.d. 5 januari 2021 is opgelegd
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf van 92 dagen;
Benadeelde partij [benadeelde partij]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van
€ 2.800,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] € 2.800,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 38 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A.S.E. Maandag, voorzitter, mr. P. Kooijman en
mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 april 2022.
Mr. B.A.S.E. Maandag is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.