In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2014. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te benoemen tot voogdes. De rechtbank oordeelde dat de huidige opvoedsituatie bij de grootouders van de moeder, waar het kind sinds 2018 verblijft, het hoogst haalbare is. De moeder is momenteel niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind te dragen, mede door haar instabiele situatie en het ontbreken van een eigen woonruimte. De rechtbank concludeert dat het in het belang van het kind is dat het gezag van de moeder wordt beëindigd en dat de GI als neutrale partij wordt benoemd tot voogdes. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.