ECLI:NL:RBZWB:2022:1796

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
C/02/386668 FA RK 21-2872
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • B. Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en nevenvoorzieningen in het kader van een religieus huwelijk met Syrische nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een echtscheiding tussen een man en een vrouw, beiden met de Syrische nationaliteit. De partijen zijn op 2 maart 2021 in de gemeente Altena met elkaar gehuwd en hebben geen kinderen. De man verzoekt om echtscheiding en om te bepalen dat hij de huurder van de echtelijke woning zal zijn. De vrouw verzoekt eveneens om echtscheiding en vordert een bedrag van € 5.000,= ter zake van de bruidsgave, alsmede de afgifte van bepaalde sieraden en een usb-stick. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over het verzoek tot echtscheiding, aangezien partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden ten tijde van de indiening van het verzoek. De rechtbank heeft Nederlands recht toegepast op het verzoek tot echtscheiding en het verzoek met betrekking tot het huurrecht van de echtelijke woning, en deze verzoeken zijn toegewezen.

Wat betreft de verzoeken van de vrouw met betrekking tot de bruidsgave en de sieraden, heeft de rechtbank geoordeeld dat de vrouw niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de man de sieraden onder zich heeft. Het verzoek van de vrouw om de man te verplichten de sieraden en usb-stick af te geven is afgewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de afspraken over de bruidsgave in het kader van het religieuze huwelijk geen betrekking hebben op het burgerlijk huwelijk en dat de vrouw de nakoming van de uitgestelde bruidsgave in deze procedure niet kan vorderen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. Benjaddi en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/386668 FA RK 21-2872
beschikking betreffende echtscheiding
in de zaak van
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat (thans) mr. J. de Jong,
en
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. S.R.M. van den Broek.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 15 juni 2021 van de man ontvangen verzoekschrift;
- het op 29 juli 2021 van de vrouw ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen;
- het op 30 augustus 2021 van de man ontvangen (verkort) verweerschrift op zelfstandig verzoek;
- het F9-formulier van mr. Van den Broek van 15 december 2021 met als bijlage het formulier verdelen en verrekenen met producties;
- de brief van mr. Van den Broek van 22 december 2021 met bijlage.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 13 januari 2022.
Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat en twee tolken in de Arabische taal voor beide partijen.

2.De feiten

2.1.
Op grond van de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- zij zijn op 2 maart 2021 in de gemeente Altena met elkaar gehuwd;
- uit hun huwelijk zijn geen kinderen geboren;
- zij hebben de Syrische nationaliteit;
- hun huwelijk is duurzaam ontwricht.

3.De verzoeken

3.1.
De man verzoekt nu, samengevat,
- echtscheiding;
- bepaling dat hij de huurder van de echtelijke woning zal zijn.
3.2.
De man heeft de overige in zijn verzoekschrift gedane verzoeken ter zitting ingetrokken.
3.3.
De vrouw verzoekt, samengevat,
- echtscheiding;
- bepaling dat de man aan de vrouw een bedrag van € 5.000,= dient te voldoen ter zake de bruidsgave, binnen één week na dagtekening van deze beschikking;
- bepaling dat de man de door haar genoemde sieraden alsmede de usb-stick aan de vrouw dient af te geven, binnen één week na dagtekening van deze beschikking;
-
voorwaardelijk, voor zover blijkt dat afgifte van genoemde sieraden niet langer mogelijk zou zijn:
bepaling dat de man aan de vrouw een bedrag verschuldigd is ter grootte van de waarde van de sieraden van in totaal € 3.500,= dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag, welk bedrag binnen zeven dagen na dagtekening van deze beschikking door de man aan de vrouw moet zijn voldaan.

4.De beoordeling

Echtscheiding
4.1.
De Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, aangezien ten tijde van de indiening van het verzoek partijen hun gewone verblijfplaats hadden in Nederland.
4.2.
De rechtbank zal op het verzoek tot echtscheiding Nederlands recht toepassen ingevolge artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Dit verzoek zal als over en weer niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
Huurrecht
4.3.
Nu de echtelijke woning in Nederland is gelegen, is de Nederlandse rechter bevoegd om te beslissen op het verzoek met betrekking tot het huurrecht van de echtelijke woning.
De rechtbank zal hierbij Nederlands recht toepassen. Dit verzoek zal als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
Huwelijksvermogensrechtelijke verzoeken
4.4.
Nu de Nederlandse rechter op grond van de Brussel II-bis Verordening rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5, eerste lid, Verordening huwelijksvermogensstelsels).
4.5.
Op het huwelijksvermogensstelsel van partijen is de Verordening huwelijksvermogensstelsels van toepassing.
4.6.
Niet is gesteld of gebleken dat partijen ten aanzien van het huwelijksvermogensstelsel een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht.
4.7.
Krachtens artikel 26, lid 1 onder a van de Verordening wordt het huwelijksvermogensstelsel beheerst door het Nederlands recht, nu partijen na de huwelijkssluiting hun eerste gewone gemeenschappelijke verblijfplaats hebben gevestigd in Nederland.
4.8.
Op grond van artikel 1:94, lid 1, BW bestaat van het ogenblik van de voltrekking van het huwelijk tussen de echtgenoten van rechtswege een gemeenschap van goederen.
Artikel 1:94, lid 2, BW bepaalt dat de gemeenschap, wat haar baten betreft, alle goederen omvat die reeds vóór de aanvang van de gemeenschap aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoorden, en alle overige goederen van de echtgenoten, door ieder van hen afzonderlijk of door hen tezamen vanaf de aanvang van de gemeenschap tot haar ontbinding verkregen, met uitzondering van, onder andere, schenkingen.
De man heeft zijn verzoeken met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap ter zitting ingetrokken, zodat daarop niet meer hoeft te worden beslist. De vrouw stelt zich op het standpunt dat partijen ter zake de gemeenschap van goederen niets te verdelen hebben.
4.9.
De vrouw stelt dat de man meerdere aan haar in privé toebehorende gouden sieraden en een usb-stick met daarop persoonlijke foto’s van haar onder zich houdt, welke zij nog van hem wil ontvangen. Deze sieraden en usb-stick lagen in de echtelijke woning toen zij deze verliet. Toen zij een dag later terug ging om haar persoonlijke spullen op te halen, waren deze daar niet meer. Zij verzoekt te bepalen dat de man op grond van artikel 5:2 BW aan haar de usb-stick en de volgende sieraden dient af te geven:
- gouden ketting met klavertje vier;
- gouden armband met zwart klavertje vier;
- drie gouden armbanden in een set;
- gouden bewerkte ring;
- gouden bedelarmband;
- een set van drie gouden ringen;
- gouden ring met bloem.
Zij verzoekt
voorwaardelijk,indien afgifte van voormelde sieraden niet langer mogelijk zou zijn, te bepalen dat de man een bedrag verschuldigd is ter grootte van de waarde van de sieraden van totaal € 3.500,=, op grond van artikel 6:212 BW dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag.
4.10.
De man betwist dat hij de genoemde sieraden onder zich heeft en hij stelt dat hij de usb-stick van de vrouw niet kent.
4.11.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de betwisting door de man, het op de weg van de vrouw ligt om haar stellingen dat de man de sieraden en usb-stick onder zich heeft, nader te onderbouwen. De vrouw heeft haar stellingen niet nader onderbouwd. Zij heeft ook geen bewijsaanbod gedaan. Het verzoek van de vrouw moet daarom worden afgewezen.
De bruidsgave
4.12.
De vrouw verzoekt te bepalen dat man ter zake de nog resterende bruidsgave aan haar een bedrag van € 5.000,= dient te voldoen. Zij stelt dat partijen bij gelegenheid van het religieuze huwelijk zijn overeengekomen dat de man aan de vrouw een bruidsgave van
€ 5.000,= bij de huwelijksvoltrekking betaalt en een uitgestelde bruidsgave van € 5.000,= welke opeisbaar is bij echtscheiding. Zij beroept zich op een door een imam opgesteld huwelijksdocument dat ten behoeve van het religieuze huwelijk is opgemaakt. Hierop is volgens haar Syrisch islamitisch recht van toepassing. Bovendien stelt de vrouw dat uit het Syrisch islamitisch recht volgt dat als een religieus huwelijk geconsumeerd is, de uitgestelde bruidsgave opeisbaar wordt, hetgeen het geval is. Ten slotte meent de vrouw dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van dit verzoek nu het een nevenvoorziening is op grond van 827 lid 1 sub f Rv.
4.13.
De man betwist dat Nederlands recht van toepassing is, dat het huwelijksdocument rechtsgeldig is en dat hij verplicht zou zijn om aan de vrouw € 5.000,= te voldoen. De man voert ten eerste aan dat het Nederlands recht de bruidsgave niet kent en betwist dat met de te wijzen echtscheidingsbeschikking de bruidsgave opeisbaar wordt, nu daarmee het religieuze huwelijk niet wordt beëindigd. Ten tweede voert de man aan dat de imam die de huwelijksvoltrekking deed en het huwelijksdocument opstelde, niet erkend is in Nederland noch in Syrië. Ten slotte stelt de man dat het betreffende huwelijksdocument ongeldig is, nu het niet volledig is ingevuld en ondertekend.
4.14.
De rechtbank oordeelt dat het door de vrouw gestelde vorderingsrecht voldoende samenhang heeft met het echtscheidingsverzoek en kan worden aangemerkt als nevenvoorziening in de zin van artikel 827 lid 1 sub f Rv. Beoordeling van het verzoek van de vrouw leidt immers niet tot onnodige vertraging van dit geding. Tussen partijen staat vervolgens ter discussie welk recht van toepassing is. De rechtbank stelt voorop dat het gaat om een door partijen zelf overeengekomen verbintenis, zodat sprake is van een overeenkomst. Nu aanknopingspunten voor de toepassing van relevante buitenlandse rechtsregels ontbreken en de beweerdelijke afspraak betreffende de bruidsgave in Nederland is gemaakt, dient de vraag of tussen partijen een dergelijke afspraak tot stand is gekomen te worden beoordeeld naar Nederlands recht.
4.15.
Vast staat dat partijen na het sluiten van het burgerlijk huwelijk op 2 maart 2021 bij de gemeente [gemeente] , op 12 maart 2021 onder begeleiding van een door de man ingeschakelde imam een religieus huwelijk hebben gesloten. Hierbij is een document opgesteld dat in ieder geval is ondertekend door zowel de man als de vrouw. Hoewel de man zich op het standpunt stelt dat het huwelijksdocument niet geldig is omdat het niet volledig is ingevuld en niet is ondertekend door de imam, terwijl de imam bovendien in Nederland en in Syrië niet erkend is, erkent hij wel € 5.000,= te hebben betaald bij de huwelijksvoltrekking en stelt hij zich ook op het standpunt dat de uitgestelde bruidsgave pas opeisbaar is bij het einde van het religieuze huwelijk van partijen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de man van mening is dat partijen in ieder geval bedoeld hebben om een religieus huwelijk te sluiten zodat de rechtbank dit als een vaststaand feit ziet. Uit de verklaringen van partijen volgt dat zij bij het aangaan van het religieuze huwelijk een bruidsgave zijn overeengekomen (in de overgelegde beëdigde vertaling van het document vertaald als: ‘bruidsschat’).
Partijen zijn het erover eens dat dit inhoudt dat de man bij de religieuze huwelijksvoltrekking
€ 5.000,= betaalt aan de vrouw als bruidsgave en dat de uitgestelde bruidsgave van € 5.000,= dient te worden voldaan door de man aan de vrouw bij ontbinding van het religieuze huwelijk. De rechtbank stelt dan ook vast dat de afspraak over deze bruidsgave tussen partijen is overeengekomen in het kader van een religieuze huwelijksvoltrekking en geen betrekking heeft op het burgerlijk huwelijk tussen partijen. De afspraken die in dat verband zijn gemaakt gelden naar het oordeel van de rechtbank alleen in het kader van het religieuze huwelijk en de ontbinding ervan. Nu daarvan in deze procedure geen sprake is, onduidelijk is of partijen het religieuze huwelijk zullen gaan ontbinden en het hier enkel gaat om ontbinding van het burgerlijk huwelijk, kan vrouw niet de nakoming van de uitgestelde bruidsgave in deze procedure vorderen. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw dan ook af.
4.16.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [huwelijksdatum] in de gemeente [gemeente]
met elkaar gehuwd;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man vanaf de dag dat deze beschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand de huurder zal zijn van de echtelijke woning, gelegen aan het [adres] ;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Benjaddi en, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.