ECLI:NL:RBZWB:2022:1795

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
02/108030-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verduistering door voormalig bestuurslid van stichting

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2022, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde verduistering van geld van een stichting. De verdachte was beschuldigd van het stelen van geld in de periode van 1 januari 2017 tot en met 18 januari 2017 te Tilburg, waarbij hij als voormalig bestuurslid van de stichting zou hebben gehandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in deze periode geldbedragen van de rekening van de stichting heeft opgenomen, maar dat hij dit deed met medeweten en instemming van de nieuwe voorzitter van de stichting. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor de diefstal, maar stelde wel dat de verdachte geld voor privédoeleinden had gebruikt, wat zou neerkomen op verduistering. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak, stellende dat de verdachte rechtmatig handelde op basis van afspraken met de voorzitter. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte zich geld wederrechtelijk had toegeëigend. De rechtbank kon niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, wat leidde tot de beslissing om de verdachte integraal vrij te spreken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/108030-21
vonnis van de meervoudige kamer van 8 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsvrouw mr. K.J.F. Roelofs, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 maart 2022, waarbij de officier van justitie, mr. I.E.M.M. Haenen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 25 maart 2022 gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 januari 2017 tot en met 18 januari 2017 te Tilburg geld heeft gestolen van stichting [benadeelde partij] , dan wel dat hij dit als voormalig bestuurslid van de stichting heeft verduisterd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van de primair tenlastegelegde diefstal. Volgens de officier van justitie had verdachte in de tenlastegelegde periode rechtmatig de bankpas van de stichting onder zich, namelijk met medeweten en instemming van de nieuwe voorzitter. Uit het dossier blijkt ook dat tussen verdachte en de nieuwe voorzitter ter sprake is gekomen dat de nieuwe voorzitter nog geen bankpas had en dat verdachte geldopnames met de pas zou doen ten behoeve van het doen van uitgaven voor de stichting. De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode geld van de stichting heeft gebruikt voor privédoeleinden en dus geld heeft verduisterd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank verdachte integraal dient vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van het verhandelde ter zitting en op grond van de inhoud van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte in de tenlastegelegde periode diverse geldbedragen van de rekening van stichting [benadeelde partij] heeft opgenomen, zowel met een bankpas die gekoppeld was aan de bankrekening van de stichting als via overschrijvingen door middel van telebankieren. Verdachte heeft ter zitting als verweer gevoerd dat hij afspraken had gemaakt met de nieuwe voorzitter van de stichting, de heer [voorzitter stichting ] , op grond waarvan hij deze geldtransacties mocht en kon doen. Volgens verdachte was hij in deze periode de enige die beschikking had over de bankpas en alle opnames en overschrijvingen zijn gedaan met deze bankpas ten behoeve van uitgaven voor de stichting. De verklaring van verdachte dat sprake was van een afspraak tussen hem en [voorzitter stichting ] vindt steun in de overige inhoud van het dossier, met name in de tussen verdachte en [voorzitter stichting ] gevoerde chatgesprekken. Uit een chatgesprek blijkt onder meer dat [voorzitter stichting ] nog niet beschikte over een betaalpas van de stichting en dat verdachte met medeweten en instemming van [voorzitter stichting ] geld opnam van de bankrekening van de stichting. Uit een chatgesprek blijkt ook dat er op 18 januari 2017, de laatste datum waarop verdachte bankoverschrijvingen heeft gedaan, nog contact is geweest tussen verdachte en [voorzitter stichting ] . Uit dat chatgesprek volgt geenszins dat [voorzitter stichting ] aan verdachte laat weten dat deze overschrijvingen niet volgens afspraak waren. Dat verdachte een deel van de bedragen ten behoeve van zichzelf heeft aangewend, kan, naar het oordeel van de rechtbank, noch op basis van de inhoud van de chatgesprekken, noch op andere wijze, worden vastgesteld. Niet onderzocht is of verdachte verantwoording heeft moeten afleggen over de gedane transacties, zodat op basis van het dossier geen onderscheid kan worden gemaakt tussen transacties die wel, en transacties die niet door verdachte zijn verantwoord. Daarom kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte geld heeft weggenomen dan wel dat hij zich wederrechtelijk geld heeft toegeëigend. Dit leidt ertoe dat de rechtbank verdachte van het tenlastegelegde integraal zal vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte integraal vrijvan het tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Kooijman, voorzitter, mr. D.L.J. Martens en mr. B.A.S.E. Maandag, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 april 2022.
mr. B.A.S.E. Maandag is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.