Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte integraal vrijvan het tenlastegelegde feit.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2022, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde verduistering van geld van een stichting. De verdachte was beschuldigd van het stelen van geld in de periode van 1 januari 2017 tot en met 18 januari 2017 te Tilburg, waarbij hij als voormalig bestuurslid van de stichting zou hebben gehandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in deze periode geldbedragen van de rekening van de stichting heeft opgenomen, maar dat hij dit deed met medeweten en instemming van de nieuwe voorzitter van de stichting. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor de diefstal, maar stelde wel dat de verdachte geld voor privédoeleinden had gebruikt, wat zou neerkomen op verduistering. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak, stellende dat de verdachte rechtmatig handelde op basis van afspraken met de voorzitter. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte zich geld wederrechtelijk had toegeëigend. De rechtbank kon niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, wat leidde tot de beslissing om de verdachte integraal vrij te spreken.