ECLI:NL:RBZWB:2022:1780

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3736
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Tozo 4 uitkering door Werkplein Hart van West-Brabant

Op 5 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde van UnitedLegal, en het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor inkomensondersteuning op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo 4). In het primaire besluit van 6 mei 2021 werd de aanvraag afgewezen, en het bezwaar daartegen werd in het bestreden besluit van 21 juli 2021 ongegrond verklaard. Eisers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, maar hun verzoek om een voorlopige voorziening werd eerder afgewezen op 1 oktober 2021.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers op de aanvraagdatum niet voldeden aan de vereisten voor de Tozo 4 uitkering, omdat hun bedrijf, [naam bv] B.V., op dat moment niet meer ingeschreven stond bij de Kamer van Koophandel. Eisers voerden aan dat er sprake was van een overgang van onderneming naar [naam bv2] B.V., maar de rechtbank oordeelde dat dit niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank concludeerde dat Werkplein terecht had besloten dat eisers niet in aanmerking kwamen voor de Tozo 4 uitkering, aangezien de inschrijving bij de KvK een wettelijke vereiste is. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3736 TOZO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiser1] en [naam eiser2] , te [woonplaats] , eisers

gemachtigde: [naam eiser1] van UnitedLegal
en
Het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant (Werkplein),verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 6 mei 2021 (primaire besluit) heeft Werkplein eisers aanvraag voor inkomensondersteuning op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (hierna: Tozo 4) afgewezen.
In het besluit van 21 juli 2021 (bestreden besluit) heeft Werkplein het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hangende beroep hebben eisers een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Bij uitspraak van 1 oktober 2021 is dit verzoek door de voorzieningenrechter afgewezen.
Werkplein heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 11 maart 2022. Eisers hebben zich afgemeld voor de zitting, onder aanvulling van de gronden van beroep. Werkplein heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger vwr] .

Overwegingen

1.
Feiten
Op 28 april 2021 hebben eisers een aanvraag ingediend voor een Tozo 4 uitkering over de periode van 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021. Bij die aanvraag hebben eisers het bedrijf ‘ [naam bv] B.V.’ opgegeven. Daarbij hebben zij vermeld dat de B.V. inmiddels is geliquideerd, maar dat het bedrijf voldoet aan de aanvraagnormen ten aanzien van de aanvraagdatum. Ook hebben zij verzocht de Tozo 4 uitkering, behoudens tegenbericht, vanaf 1 juli 2021 voort te zetten in de vorm van een bijstandsuitkering.
In het besluit van 6 mei 2021 (primair besluit) is de aanvraag afgewezen. Uit het ingeleverde KvK-uittreksel blijkt dat het bedrijf, ten behoeve waarvan de Tozo 4 uitkering is aangevraagd, per 11 februari 2021 is opgeheven. Dit betekent dat eisers op 1 april 2021 niet aan de vereisten voor het ontvangen van een Tozo 4 uitkering voldoen. Het per 1 juli 2021 voortzetten van de Tozo-uitkering in de vorm van een bijstandsuitkering behoort niet tot de mogelijkheden. Eisers kunnen te zijner tijd daarvoor een aparte aanvraag indienen.
Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Daarbij hebben zij in de kern aangevoerd dat eiser per 1 juli 2019 als zelfstandige kon worden aangemerkt met [naam bv] B.V. en op 18 september 2019 met de onderneming [naam bv2] B.V. Die laatste B.V. is volgens eiser nog altijd actief en ingeschreven in het Handelsregister. Daarnaast hebben eisers een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Bij uitspraak van 1 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter dat verzoek afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang.
Een medewerker bezwaar en beroep heeft geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren onder aanvulling van de motivering.
In het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard, onder verwijzing naar het advies van een medewerker bezwaar en beroep. Ook voor wat betreft de onderneming ‘ [naam bv2] B.V.’ wordt niet aan de criteria voldaan om in aanmerking te kunnen komen voor een Tozo 4 uitkering.
2. In geschil is de in het bestreden besluit gehandhaafde afwijzing van de aanvraag van een Tozo 4 uitkering.
3.
Standpunten partijen
3.1
Standpunt eisers
Eisers voeren aan dat hun situatie vergelijkbaar is met die zoals aan de orde in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 26 augustus 2021 met vindplaats ECLI:NL:CRVB:2021:2158. Eiser was sinds 1 juli 2019 werkzaam als zelfstandig ondernemer met [naam bv] B.V. Weliswaar is dit bedrijf per 12 februari 2020 opgeheven, maar de bedrijfsactiviteiten zijn voortgezet in de rechtspersoon van [naam bv2] B.V. Er is geen sprake van het oprichten van een nieuwe onderneming maar van voorzetting van de bedrijfsactiviteiten in een andere rechtspersoon. De overgang van activiteiten maakt niet, zo heeft de CRvB bepaald, dat eiser niet als zelfstandig ondernemer kan worden gezien.
3.2
Standpunt Werkplein
Werkplein volgt eisers niet in hun betoog dat er sprake zou zijn geweest van overgang van onderneming. De bedrijven [naam bv] en [naam bv2] B.V. hebben tegelijkertijd bestaan. De onderneming [naam bv2] B.V. is gestart op 16 september 2020, dus in de periode dat [naam bv] nog bestond (de periode van 17 maart 2020 tot 12 februari 2021). Ook wanneer de onderneming [naam bv2] B.V. wordt meegenomen in de besluitvorming, is er geen recht op Tozo 4. [naam bv2] B.V. is gestart nádat de coronacrisis reeds was ingezet, zodat niet kan worden gesteld dat [naam bv2] B.V. is geraakt als gevolg van de coronacrisis.
4.
Beoordeling door de rechtbank
4.1
De Tozo is een speciale regeling die in het leven is geroepen om zelfstandig ondernemers te helpen die door de coronacrisis en door de maatregelen van de overheid om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan in de financiële problemen zijn gekomen. Indien een zelfstandig ondernemer als gevolg van de coronacrisis niet zelf in zijn bestaan kan voorzien, dan biedt de Tozo een inkomensvoorziening. De basis voor de Tozo ligt in artikel 78f van de Participatiewet waarin, kort samengevat, staat dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot verlening van bijstand aan zelfstandigen en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat Werkplein terecht heeft besloten dat eisers niet voldoen aan de vereisten om in aanmerking te komen voor een Tozo 4 uitkering. Niet in geschil is dat de onderneming ten behoeve waarvan Tozo 4 is aangevraagd, het bedrijf [naam bv] B.V., op de aanvraagdatum (april 2021) niet langer stond ingeschreven in het handelsregister van de KvK. In artikel 2, tweede lid, in samenhang met artikel 1 van de Tozo is dwingend voorgeschreven dat de zelfstandige dient te voldoen aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening van arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep. De inschrijving bij de KvK is in een dergelijk wettelijk vereiste en daarmee ook een vereiste om te kunnen worden aangemerkt als zelfstandige in de zin van artikel 1 van de Tozo.
4.3
Dat er sprake is geweest van overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij de bedrijfsactiviteiten van [naam bv] B.V. zouden zijn voortgezet in de onderneming [naam bv2] B.V. - en welke onderneming ten tijde van de aanvraag wel stond ingeschreven in de handelsregister van de KvK - hebben eisers niet onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt. Nergens uit blijkt dat de onderneming [naam bv] B.V. ten gevolge van een overeenkomst, ten gevolge van een fusie of ten gevolge van een splitsing overgenomen is door [naam bv2] B.V. Dat er in het geval van eisers sprake is van een situatie als in de orde in ECLI:NL:CRVB:2021:2158 is de rechtbank dan ook niet gebleken.
4.4
Werkplein heeft [naam bv2] B.V. terecht aangemerkt als een ‘nieuwe’ onderneming. Werkplein heeft na raadpleging in Suwinet vastgesteld dat de onderneming [naam bv2] B.V. per 16 september 2020 – dus ruim na de start van de coronacrisis en ná de peildatum van 17 maart 2020 – staat ingeschreven in de KvK met eiser als bestuurder. Dat betekent dat eisers ook met deze onderneming niet voldoen aan de vereisten van de Tozo. In artikel 2, tweede lid, van de Tozo is immers bepaald dat algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van dit besluit kan worden verleend aan de zelfstandige die op 17 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister. Niet in geschil is dat [naam bv2] B.V. op 17 maart 2020 niet stond ingeschreven bij de KvK.
4.5
Ten slotte wijst de rechtbank erop dat de Tozo geen zogenoemde hardheidsclausule kent op grond waarvan van strikte toepassing van de wet zou kunnen worden afgezien.
4.6
Ten aanzien van het verzoek van eisers om de Tozo 4-uitkering vanaf 1 juli 2021 ‘voort te zetten’ in de vorm van een bijstandsuitkering, overweegt de rechtbank dat Werkplein dit niet heeft hoeven opvatten als een aanvraag (ook) op grond van de Participatiewet. Het gaat hier om twee verschillende regelingen en twee verschillende vormen van bijstand, met hun eigen toekenningsvereisten. Gelet hierop heeft Werkplein zich terecht op het standpunt gesteld dat eisers een afzonderlijke aanvraag voor bijstand op grond van de Participatiewet kunnen indienen en behoefde Werkplein de aanvraag voor inkomensondersteuning op grond van de Tozo niet op te vatten als een aanvraag op grond van de Participatiewet. Ter zitting heeft Werkplein desgevraagd verklaard dat eisers zich niet meer hebben gemeld voor een bijstandsuitkering.
5.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard. Werkplein heeft eisers aanvraag voor een Tozo 4 uitkering op juiste gronden afgewezen.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 5 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak. nl .
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.