ECLI:NL:RBZWB:2022:1769

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8663
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten in strijd met bestemmingsplan

Op 4 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over de omgevingsvergunning voor het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten op een recreatiepark in [plaatsnaam 1]. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.E. Dijk, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning die op 18 maart 2020 door het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout aan [naam vergunninghoudster] is verleend. Eiseres stelt dat de vergunning in strijd is met de Beleidsregels niet-zelfstandige woonruimten en dat de voorwaarden voor 'short stay' onvoldoende waarborgen bieden tegen permanente bewoning. Daarnaast betwist zij de parkeernormen die zijn vastgesteld voor de huisvesting van arbeidsmigranten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat het college op goede gronden heeft besloten om de vergunning te verlenen. De rechtbank oordeelt dat de belangen van eiseres niet worden beschermd door de Beleidsregels en dat de beroepsgronden van eiseres niet leiden tot een gegrond beroep. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8663 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam 1] , eiseres

gemachtigde: mr. J.E. Dijk,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout,verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghoudster], te [plaatsnaam 2] (vergunninghoudster)
gemachtigde: mr. J.M. van Koeveringe-Dekker.

Procesverloop

Bij (primair) besluit van 18 maart 2020 heeft het college aan [naam vergunninghoudster] een omgevingsvergunning voor het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten op het adres [adres] 1 te [plaatsnaam 1] verleend. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
In het besluit van 18 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard, het primaire besluit in stand gelaten en extra vergunningvoorschriften opgesteld.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank van 2 februari 2022.
Hierbij waren aanwezig [naam vertegenwoordiger 1] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres, mr. M. Roels namens het college, [naam vertegenwoordiger 2] namens vergunninghoudster en de gemachtigde van vergunninghoudster.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd met zes weken.

Overwegingen

Feiten
1.1.
Op 20 december 2019 heeft vergunninghoudster een omgevingsvergunning aangevraagd voor het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten op het adres [adres] 1 te [plaatsnaam 1] in het recreatiepark [naam recreatiepark] .
1.2.
Bij (primair) besluit van 18 maart 2020 heeft het college de omgevingsvergunning voor het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten verleend.
1.3.
Eiseres heeft op 27 april 2020 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Op 18 juni 2020 heeft er een hoorzitting ten overstaan van de Adviescommissie Algemene wet Bestuursrecht Oosterhout (hierna: de adviescommissie) plaatsgevonden. Daarnaast heeft de adviescommissie het college geadviseerd om het primaire besluit in stand te laten onder het stellen van extra vergunningvoorschriften.
1.4.
In het bestreden besluit van 18 augustus 2020 heeft het college het primaire besluit in stand gelaten en extra vergunningvoorschriften opgesteld. Het college heeft bepaald dat er minimaal 184 parkeerplaatsen beschikbaar dienen te zijn voor de arbeidsmigranten. Daarnaast heeft het college bepaald dat een verblijf van enkele maanden (drie tot vijf) en in uitzonderingsgevallen een jaar wordt verstaan onder ‘short stay’. Als laatste heeft het college bepaald dat er maximaal 736 bedden voor arbeidsmigranten beschikbaar mogen zijn.
1.5.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het geschil
2. Aan de orde is de vraag of het college op goede gronden de omgevingsvergunning voor het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten aan het adres [adres] 1 te [plaatsnaam 1] heeft verleend.
Standpunt van eiseres
3.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat de omgevingsvergunning in strijd is met de Beleidsregels niet-zelfstandige woonruimten.
3.2.
Daarnaast stelt eiseres zich op het standpunt dat het in de omgevingsvergunning opgenomen tweede voorschrift niet, althans onvoldoende, garandeert, dat bewoners minder dan 180 dagen in de recreatiewoning zullen verblijven. Eiseres stelt dat er geen sprake is van een deugdelijke, handhaafbare norm en dat het bestreden besluit in strijd is met de rechtszekerheid.
3.3.
Naar de mening van eiseres is bij de vaststelling van het aantal parkeerplaatsen uitgegaan van de onjuiste parkeernorm. Er zijn volgens eiseres te weinig parkeerplaatsen voor de arbeidsmigranten. De parkeerbehoefte van arbeidsmigranten kan volgens eiseres niet op een lijn worden gesteld met die van verblijfsrecreanten.
Wettelijk kader
4. De van toepassing zijnde wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage die hoort bij deze uitspraak.
De verleende omgevingsvergunning
5. Ter plaatse van het recreatiepark [naam recreatiepark] geldt het onherroepelijk geworden bestemmingsplan ‘buitengebied’.
Niet in geschil is dat het huisvesten van arbeidsmigranten op het recreatiepark in strijd is met het bestemmingsplan. Het college heeft met toepassing van artikel 4, elfde lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht besloten medewerking te verlenen aan een omgevingsvergunning voor het met het bestemmingsplan strijdig gebruik.
In het bestreden besluit heeft het college nadere vergunningvoorschriften, met betrekking tot de hoeveelheid parkeerplaatsen, beschikbare bedden voor arbeidsmigranten en de definitie van ‘short stay’ opgenomen.
Belanghebbendheid van eiseres
6.1.
Het college en vergunninghoudster hebben gesteld dat eiseres niet aangemerkt kan worden als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft volgens het college en vergunninghoudster op geen enkele wijze aangevoerd of aannemelijk gemaakt hoe de aangevoerde beroepsgronden zich verhouden tot de in de statuten opgenomen doelen. Eiseres moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
6.2.
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 8:1 van de Awb een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Onder belanghebbende wordt op grond van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat eiseres een rechtspersoon is die zich bezig volgens haar statuten bezig houdt met het behartigen van algemene belangen, namelijk het bevorderen van natuurbehoud, milieubesef, milieubeheer en leefbaarheid in [plaatsnaam 1] en haar omgeving, alles in de meest uitgebreide zin des woords. Deze doelstelling blijkt verder ook uit de in diezelfde statuten omschreven feitelijke werkzaamheden die de vereniging verricht. Naar het oordeel van de rechtbank behartigt de vereniging voornoemde algemene belangen op basis van een voldoende specifieke doelstelling. De doelstelling is niet zo veelomvattend dat deze onvoldoende onderscheidend is om op grond hiervan te kunnen oordelen dat het belang van eiseres niet rechtstreeks bij het besluit is betrokken. Uit de doelstelling blijkt immers welke belangen eiseres behartigt, namelijk het natuurbelang, het milieubelang en de leefbaarheid. Het begrip leefbaarheid is een breed begrip dat moet worden ingevuld aan de hand van de context van de doelstelling van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank moet het begrip van leefbaarheid daarom worden beperkt in die zin dat het niet gaat om de sociaal economische aspecten, maar uitsluitend om milieuaspecten van leefbaarheid.
De beroepsgronden die eiseres in deze procedure naar voren heeft gebracht, vloeien voort uit de doelstellingen die zijn opgenomen in haar statuten. De vraag of eiseres deze beroepsgronden ook kan bewijzen is, bij de vraag of zij als belanghebbende kan worden aangemerkt, niet aan de orde.
Daarnaast blijkt uit de doelstelling ook van een voldoende concrete territoriale begrenzing, namelijk het gebied dat behoort tot de gemeente [plaatsnaam 1] en haar omgeving. Er is nu sprake van een verleende omgevingsvergunning voor het huisvesten van arbeidsmigranten op een recreatiepark in [plaatsnaam 1] . Dit past binnen het territoriale gebied waar eiseres volgens haar statuten toe is beperkt. De doelstelling is daarom naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderscheidend om op grond daarvan te kunnen oordelen dat het belang van eiseres rechtstreeks betrokken is bij onderhavig besluit. Gelet daarop merkt de rechtbank eiseres aan als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb.
Beleidsregels niet-zelfstandige woonruimte
7.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat het college ten onrechte niet getoetst heeft aan de Beleidsregels niet-zelfstandige woonruimte (de Beleidsregels). De Beleidsregels zijn niet alleen van toepassing op kamerverhuur in stedelijk gebied of het huisvesten van werknemers in agrarische bedrijfsgebouwen. Het huisvesten van arbeidsmigranten in de [naam recreatiepark] moet worden aangemerkt als niet-zelfstandige bewoning. De verleende omgevingsvergunning is volgens eiseres dan ook in strijd met de artikelen 1, 4 en 5 van de Beleidsregels.
7.2.
Het college en vergunninghoudster stellen zich op het standpunt dat de Beleidsregels niet van toepassing zijn. De Beleidsregels zijn geschreven voor kamerverhuur in het stedelijk gebied en het huisvesten van werknemers van agrarische bedrijven in agrarische bijgebouwen of woonunits met als doel de overlast voor omwonende en de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen en in te perken. De recreatiewoningen kunnen ook niet worden gekwalificeerd als ‘niet-zelfstandige woonruimten’. Daarnaast stellen het college en vergunninghoudster dat het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Awb aan een gegrond beroep in de weg staan. De Beleidsregels zijn bedoeld ter waarborging van een minimaal kwaliteitsniveau van huisvesting, goede constructieve en brandveiligheid en voorkoming en inperking van overlast. De belangen waar eiseres tegen opkomt worden met deze regels niet beschermd.
7.3.
In artikel 8:69a van de Awb is bepaald dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
7.4.
De rechtbank is van oordeel dat de belangen van eiseres verband houden met het bevorderen van natuurbehoud, milieubesef, milieubeheer en leefbaarheid in [plaatsnaam 1] en haar omgeving. De Beleidsregels strekken echter niet ter bescherming van de belangen van eiseres, maar strekken ter bescherming van een minimum kwaliteitsniveau van huisvesting, goede constructieve en brandveiligheid en ter voorkoming van overlast. Nu de Beleidsregels niet strekken ter bescherming van de belangen van eiseres, kunnen de beroepsgronden van eiseres met betrekking tot de Beleidsregels niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De beroepsgrond blijft daarom buiten beschouwing.
Vergunningvoorschrift ‘short stay’
7.5.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat het tweede vergunningvoorschrift, waarin is bepaald wat onder short stay wordt verstaan in strijd is met de rechtszekerheid. Het vergunningvoorschrift garandeert niet, althans onvoldoende, dat bewoners minder dan honderdtachtig dagen in de recreatiewoning zullen verblijven. Afwijking van het vergunningvoorschrift is volgens eiseres op verschillende manieren mogelijk en brengt een handhavingsprobleem met zich mee. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat zij vreest voor permanente bewoning op het park.
7.6.
Het college en vergunninghoudster zijn van mening dat het vergunningvoorschrift niet in strijd is met de rechtszekerheid. Vergunninghoudster houdt een nachtregister bij waarin elke arbeidsmigrant wordt ingeschreven. Elke drie maanden ontvangt het college een overzicht van het register. Als blijkt dat de arbeidsmigranten langer verblijven dan toegestaan, zal er handhavend worden opgetreden.
7.7.
De rechtbank stelt vast dat bij eiseres de vrees bestaat dat er in de loop van tijd sprake zal zijn van permanente bewoning. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres geen belang bij de controle en handhaving van dit vergunningvoorschrift. Het vergunningvoorschrift strekt niet ter bescherming van de milieubelangen waar eiseres voor staat. Gelet op het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Awb kunnen de beroepsgronden van eiseres niet leiden tot een gegrond beroep. Deze beroepsgrond blijft daarom buiten beschouwing.
Parkeernormen
7.8.
Eiseres stelt zich tot slot op het standpunt dat het aantal parkeerplaatsen dat zal worden gerealiseerd veel te laag is. Eiseres voert daartoe aan dat de norm voor recreatie niet als leidend uitgangspunt voor het aantal parkeerplaatsen kan dienen, omdat er geen sprake is van recreatiewoningen, maar van huisvesting van arbeidsmigranten. De parkeerbehoeften van arbeidsmigranten kan niet op een lijn worden gesteld met verblijfsrecreanten, nu er mensen van verschillende huishoudens in de woningen verblijven. De hoge parkeerdruk heeft negatieve gevolgen voor de leefbaarheid van de omgeving.
7.9.
Het college en vergunninghoudster stellen zich op het standpunt dat de parkeernorm geen norm is die strekt tot de bescherming van de belangen van eiseres. De parkeernorm strekt er toe om een te hoge parkeerdruk en of het tekort aan parkeerplaatsen te voorkomen. Daarnaast is de afgelopen jaren gebleken dat het aantal parkeerplaatsen voldoende is voor de huisvesting van de arbeidsmigranten.
7.10.
De rechtbank is van oordeel dat het gaat om parkeren op het terrein van vergunninghoudster. De parkeernorm strekt niet ter bescherming van de belangen van eiseres, maar strekt er toe om een te hoge parkeerdruk of het tekort aan parkeerplaatsen te voorkomen. Dit raakt niet aan de (milieu)belangen van eiseres. De stellingen van eiseres over parkeeroverlast in de natuur rondom de camping zijn niet met bewijsmiddelen onderbouwd. Het college geeft aan hierover geen klachten van omwonende te hebben ontvangen. Nu de parkeernormen in dit geval niet strekken ter bescherming van de belangen van eiseres, kunnen de beroepsgronden van eiseres gelet op artikel 8:69a van de Awb niet leiden tot een gegrond beroep. Deze beroepsgrond blijft daarom buiten beschouwing
Conclusie
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college op goede gronden de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Dat betekent dat het beroep van eiseres ongegrond is.
9. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 4 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht:
Op grond van artikel 1:2, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Op grond van het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Op grond van artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Op grond van artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.