ECLI:NL:RBZWB:2022:1732

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
AWB- 20_10307
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

Op 4 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiser had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar het UWV had deze herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 77,18%. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 16 december 2020, waarin het UWV zijn bezwaar tegen deze herziening ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 21 februari 2022 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde en medisch adviseur, zijn standpunt toegelicht. Het UWV werd vertegenwoordigd door een advocaat.

De rechtbank heeft de medische rapportages van de artsen van het UWV beoordeeld, die concludeerden dat eiser belastbaar was en dat zijn beperkingen niet duurzaam waren. Eiser voerde aan dat zijn situatie niet was verbeterd en dat de medische beoordeling onjuist was. De rechtbank oordeelde dat de artsen van het UWV zorgvuldig te werk waren gegaan en dat er geen aanleiding was om aan de vastgestelde belastbaarheid van eiser te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op 77,81% had vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak werd gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Pasmans. De beslissing werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10307 WIA

uitspraak van 4 april 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 16 december 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de toekenning van een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 21 februari 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en medisch adviseur [naam medisch adviseur] Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Regragui.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser is werkzaam geweest als operator coating B bij [naam bedrijf] voor
40 uur per week. Voor dat werk is hij op 30 juli 2017 uitgevallen vanwege belemmerende gezondheidsklachten. Sindsdien ontving eiser een uitkering op grond van de Ziektewet van het UWV.
Eiser heeft op 8 november 2018 een WIA-uitkering aangevraagd bij het UWV.
Bij besluit van 2 januari 2019 heeft het UWV aan eiser een WIA-uitkering toegekend met ingang van 29 januari 2019 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Eisers ex-werkgever heeft op 19 november 2019 een herbeoordeling aangevraagd bij het UWV. Hierop is eiser in 2020 opnieuw onderzocht door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige.
Bij besluit van 6 april 2020 (primair besluit) heeft het UWV eiser laten weten dat hij vanaf die datum een WIA-uitkering kreeg, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 77,18%. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Op 26 oktober 2020 heeft de hoorzitting in bezwaar plaatsgevonden.
Vervolgens heeft het UWV bij het bestreden besluit eisers bezwaar ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht eisers mate van arbeidsongeschiktheid per 6 april 2020 heeft vastgesteld op 77,18%
.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van het UWV.
4.1.
Arts [naam arts] heeft eiser gezien op het spreekuur van 24 februari 2020, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden, en heeft het dossier bestudeerd. De arts rapporteert op 12 maart 2020, waarbij het Sociaal Medisch Oordeel getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] , het volgende. Eisers diagnoses zijn hernia en depressieve episode. Eisers ziekten en kwalen leiden plausibel en consistent tot belemmeringen. De belangrijkste belemmeringen zijn: beperkingen van de rug, verdelen en vasthouden van de aandacht (normaal is maximaal), aangewezen op werksituatie zonder veelvuldige stoornissen en onderbrekingen, lichte beperking rechter schouder na trauma in zijn jeugd, en een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week. De beperkingen zijn niet duurzaam. De medische situatie zal naar verwachting op lange termijn in belangrijke mate verbeteren. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 12 maart 2020.
4.2.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft eiser gesproken op de telefonische hoorzitting van 26 oktober 2020 en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts b&b rapporteert op 13 november 2020 dat de primaire arts terecht heeft gesteld dat eiser belastbaar is. Getoetst aan het Schattingsbesluit bestaat namelijk geen aanleiding om te stellen dat er op medische gronden geen benutbare mogelijkheden zijn. De fysieke beperkingen zijn passend, daar rekening wordt gehouden met het feit dat eiser aangewezen is op rugsparend werk. Hoewel een recidief hernia goed operabel is, is er geen indicatie voor. In ongeveer 80% van de gevallen gaat een hernia vanzelf ‘over’. Verder is sprake van slijtage, zoals blijkt uit de brief van de radioloog van februari 2019. Ook hiervoor zijn de fysieke beperkingen passend. Bij slijtage is het advies om in beweging te blijven. Daarnaast blijkt dat eiser ook lichte huishoudelijke taken doet. Verder wordt in voldoende laag energetische belasting voorzien.
De beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren zijn passend bij de aard en mate van de aandoeningen, omdat rekening wordt gehouden met verminderde stressbestendigheid. Behoudens stemmingsproblematiek is bij primair onderzoek geen aanwijzing voor ernstige problematiek. Dit wordt onderschreven door de ontvangen medische informatie. Bij de hoorzitting blijkt dat eiser adequate antwoorden kan geven en dat de aandacht goed te trekken en te houden is. Daarnaast blijkt eiser wekelijks heen en weer naar Tilburg te rijden voor een uur consult met de psycholoog. Bij aanvang van de uitkering is vastgesteld dat eiser 100% arbeidsongeschikt is vanwege een operatie en herstelperiode. Er zijn nieuwe gezichtspunten die aanleiding geven voor meer beperkingen. Uit de ontvangen medische gegevens blijkt ook niet dat er sprake is van een ernstigere medische situatie of ernstigere beperkingen. Gezien het tijdsverloop tussen de operatie en de datum in geding 6 april 2020 is terecht gesteld dat eiser belastbaar is. Er moet worden uitgegaan van medisch objectiveerbare ziekten of gebreken.
4.3.
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij nog steeds volledig arbeidsongeschikt is. Zijn situatie is sinds het besluit van 8 april 2019 niet verbeterd. Eiser moet aanvullend beperkt worden geacht en er dient een urenbeperking van grotere omvang te worden aangenomen. Verder stelt eiser dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Uit de rapportages van medisch adviseur [naam medisch adviseur] van 19 januari 2021, 30 april 2021, 28 september 2021 en 29 december 2021 en een tussentijds bericht van behandelaar i-psy van 18 december 2020 blijkt dat de FML en de belastbaarheid onjuist zijn vastgesteld.
Het UWV heeft in de verschillende (aanvullende) verweerschriften gesteld dat eisers beroepsgronden en de medische adviezen van [naam medisch adviseur] geen aanleiding geven om de FML van 12 maart 2020 aan te passen. Eisers stelling dat de medische beperkingen onjuist zijn vastgesteld, heeft hij niet onderbouwd door (nieuwe) medische gegevens. Er is geen aanleiding om het standpunt te wijzigen.
4.4.
De rechtbank overweegt allereerst dat uit de beroepsgronden en wat is besproken ter zitting volgt dat eiser uitgaat van een andere belastbaarheid dan de arts en verzekeringsarts b&b van het UWV. Eiser vindt immers dat hij nog steeds volledig arbeidsongeschikt is, zoals is aangenomen per einde wachttijd en in april 2019.
Vervolgens overweegt de rechtbank dat uit de rapportages van de arts en verzekeringsarts b&b van het UWV blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder rugklachten en psychische klachten. Bij de opstelling van de FML van 12 maart 2020 is met het geobjectiveerde deel van eisers klachten rekening gehouden. Wat eiser in beroep heeft aangevoerd en aan informatie heeft overgelegd, geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de arts en verzekeringsarts b&b hebben aangenomen.
In reactie op eisers beroepsgrond ten aanzien van de strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft het UWV ter zitting toegelicht dat eiser in de primaire fase uitgebreid is gezien en onderzocht door de arts, onder supervisie van een verzekeringsarts, op het spreekuur van 24 februari 2020 en dat eiser in bezwaar uitgebreid zijn verhaal heeft kunnen doen tijdens de telefonische hoorzitting van 26 oktober 2020, waarbij bleek dat er weinig tot niets was veranderd aan zijn medische situatie. Uit de rapportage in de primaire fase volgt naar het oordeel van de rechtbank dat er uitgebreid medisch, zowel psychisch als lichamelijk, onderzoek heeft plaatsgevonden. Verder blijkt uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b dat eiser niet belemmerd is in wat hij naar voren heeft kunnen brengen tijdens de hoorzitting. Bovendien is de ingebrachte medische informatie door de verzekeringsarts b&b besproken. Naar het oordeel van de rechtbank is hierdoor de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek niet geschaad.
Eiser heeft in beroep ter onderbouwing van zijn stellingen rapportages van [naam medisch adviseur] , medisch adviseur, overgelegd. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts b&b daar uitgebreid gemotiveerd op heeft gereageerd.
De rechtbank overweegt verder dat de rapportages van [naam medisch adviseur] geen (recente) medisch objectieve informatie van rond de datum in geding, 6 april 2020, bevatten. Eiser is door [naam medisch adviseur] niet ‘live’ fysiek en psychisch onderzocht. Uit de rapportages van [naam medisch adviseur] blijkt niet dat hij bij zijn beoordeling uitgaat van de datum in geding. Tevens worden er in de rapportages van [naam medisch adviseur] meermaals conclusies getrokken, zonder dat deze worden onderbouwd door medisch objectieve informatie van eisers behandelend artsen. [naam medisch adviseur] stelt verder psychiatrische diagnoses, terwijl het stellen van die diagnoses is voorbehouden aan psychologen of psychiaters.
Naar het oordeel van de rechtbank kan reeds om deze redenen niet de betekenis aan de rapportages worden gegeven, die eiser eraan gehecht wil zien. Verder is de verzekeringsarts b&b in voldoende mate op de conclusies van de medische rapportage ingegaan.
In reactie op eisers beroepsgrond ten aanzien van de urenbeperking, naar aanleiding van het medisch advies van [naam medisch adviseur] , heeft het UWV ter zitting toegelicht dat in de FML een urenbeperking is opgenomen van 20 uur, met een toelichting van 25 uur. Volgens de CBBS-invulinstructie moeten verzekeringsartsen uitgaan van een lagere waarde, met een bandbreedte van 5 uur extra werken. In CBBS zijn daarop voor eiser functies geselecteerd tot 25 uur en heeft de arbeidsdeskundige gekeken of die functies passend zijn. De urenbeperking is aangenomen vanwege eisers stoornis in de energetische huishouding door slecht slapen en pijnklachten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV hiermee de juistheid van de aangenomen urenbeperking voldoende toegelicht.
Concluderend overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat in de FML van 12 maart 2020 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1.
Arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige 1] van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, in zijn rapportage van 6 april 2020 de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: machinaal metaalbewerker (Sbc-code 264122), medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010) en samensteller kunststof en rubberproducten (Sbc-code 271130).
Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) [naam arbeidsdeskundige 2] heeft vervolgens in de rapportage van 8 december 2020 de betreffende functies toegelicht en is ingegaan op de naar voren gebrachte bezwaren.
5.2.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiser ten aanzien van Sbc-code 264122 aangevoerd dat het werken met machines niet mogelijk is, omdat hij last heeft van concentratie- en geheugenverlies. Eiser is beperkt om in twee tot vier weken de vereiste snelheid te halen, omdat hij is aangewezen op werk zonder fysieke inspanning, concentratie of stress en hij is beperkt in handelingstempo. Eiser kan niet alleen en zelfstandig aan een weefgetouw werken, omdat hij is beperkt in het zelfstandig werkzaamheden verrichten.
Ten aanzien van Sbc-code 111010 heeft eiser aangevoerd dat hij niet met collega’s kan samenwerken. Eiser kan conflicten met collega’s niet handelen. Werken met machines is niet mogelijk, omdat hij last heeft van concentratie- en geheugenverlies. Vanwege de knieklachten, beenklachten en steken in de voeten is het voor eiser niet mogelijk om veel te lopen.
Ten aanzien van Sbc-code 271130 heeft eiser aangevoerd dat werken met machines is niet mogelijk, omdat hij last heeft van concentratie- en geheugenverlies. Verantwoorden van de volledige productieaantallen is niet mogelijk, omdat eiser is aangewezen op werk zonder pieken of deadlines.
5.3.
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de toelichting van het UWV ter zitting en de rapportages van arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige 1] van
6 april 2020 en arbeidsdeskundige b&b [naam arbeidsdeskundige 2] van 8 december 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Zijn standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 77,81%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 6 april 2020 heeft vastgesteld op 77,81%.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 4 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.