4.1Aan zijn conclusie dat sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet Bibob heeft verweerder - in navolging van het advies van het LBB - de volgende (strafbare) feiten ten grondslag gelegd:
- [naam betrokkene 2] heeft gehandeld in strijd met artikel 6.2 van de Wet Dieren jo. artikel 3.3, eerste lid,, onder a, van de Regeling Dierlijke producten jo. artikel 28 van de Verordening (EG) 1069/2009. Dit blijkt uit de inmiddels onherroepelijke bestuurlijke boete van € 2.500,-- die de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) aan [naam betrokkene 2] heeft opgelegd en uit het rapport van bevindingen van toezichthouders van de NVWA d.d. 21 oktober 2019.
- [naam betrokkene 2] heeft op 18 september 2018, 12 januari 2019, 30 januari 2019, 27 maart 2019 en op nog twee andere momenten gehandeld in strijd met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet Dieren jo. artikel 3.3, eerste lid,, onder a en b, van de Regeling Dierlijke producten door dierlijke en/of afgeleide producten te vervoeren zonder handelsdocument en door er niet op toe te zien dat dierlijke bijproducten en/of afgeleide producten tijdens het vervoer vergezeld gingen van handelsdocumenten waarop de vereiste informatie was opgenomen. Dit blijkt uit de inmiddels onherroepelijke bestuurlijke boetes van € 5.000,-- en € 7.000,-- die de NVWA aan [naam betrokkene 2] heeft opgelegd.
- [naam betrokkene 2] heeft gehandeld in strijd met artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet. Dit blijkt uit een last onder dwangsom van 18 november 2014 en een invorderingsbeschikking van 12 juni 2018 wegens illegale lozingen in de vorm van vloeibaar slachtafval.
- [naam betrokkene 2] is op 31 oktober 2017 onherroepelijk veroordeeld wegens het op 30 maart 2016 handelen in strijd met artikel 17.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer en het op 22 februari 2016 en 6 juli 2016 handelen in strijd met artikel 2.3, aanhef en onder a, van de Wabo.
- Van het Functioneel Parket is informatie ontvangen dat uit een gerechtelijk vooronderzoek feiten en omstandigheden naar voren komen dat [naam betrokkene 2] door de feitelijke leiding van [naam betrokkene 1] zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte in de periode van 1 januari 2017 t/m 21 mei 2019 en aan handelen in strijd met de Wet dieren in de periode van 10 augustus 2016 t/m 21 mei 2019 door niet hygiënisch te werken, niet traceerbaar te werken en structureel (afval)stoffen in diervoeder te verwerken.
- [naam betrokkene 2] is door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 april 2015 veroordeeld wegens het in de periode 2010 tot maart 2012 meermaals illegaal overbrengen van afvalstoffen van Nederland naar Duitsland en andersom, zonder kennisgeving aan of toestemming van de bevoegde autoriteiten.
- [naam betrokkene 1] is door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van eveneens 13 april 2015 veroordeeld wegens veroordeeld voor het feitelijk leiding geven aan de in het hiervoor bedoelde arrest beschreven strafbare feiten.
- [naam betrokkene 2] en [naam betrokkene 3] zijn op 10 maart 2010 veroordeeld wegens het onttrekken aan destructie van een hoeveelheid destructiemateriaal, die door de aanwezigheid van residuen van antibiotica niet geschikt was voor menselijke consumptie, het mengen van buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen, het vervoeren en overbrengen van met loog verontreinigde melk, spoelwater en fruitpulp naar België, het inzamelen van afvalstoffen zonder te zijn vermeld op een lijst van inzamelaars, zich ontdoen van afvalstoffen zonder vergunning, bodemverontreiniging, het lozen van afvalstoffen en vloeistoffen en valsheid in geschrifte.
- [naam betrokkene 1] is bij vonnis van eveneens 10 maart 2010 veroordeeld wegens het feitelijk leiding geven aan de in het hiervoor bedoelde vonnis beschreven strafbare feiten.