ECLI:NL:RBZWB:2022:1707

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
AWB- 22_1561 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening inzake beëindiging uitkering Ziektewet

Op 4 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een voorlopige voorziening heeft gevraagd met betrekking tot de beëindiging van zijn/haar recht op een uitkering op grond van de Ziektewet. Verzoeker heeft op 17 maart 2022 een verzoek ingediend, maar heeft verzuimd om de benodigde documenten, zoals een kopie van het bestreden besluit en het bezwaarschrift, bij te voegen. De griffier heeft verzoeker in de gelegenheid gesteld om deze verzuimen binnen een week te herstellen, maar verzoeker heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor kon de rechtbank niet beoordelen of er sprake was van connexiteit, wat een vereiste is voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. Gelet op deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1561 ZW VV

uitspraak van 4 april 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoek(st)er,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder.

Procesverloop

Verzoek(st)er heeft bij verzoek van 17 maart 2022 verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening inzake een besluit tot beëindiging van zijn/haar recht op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:5 van de Awb moet een verzoeker bij zijn verzoekschrift een kopie van het bestreden besluit bijvoegen, een kopie toesturen van het bezwaarschrift, de gronden van het verzoek meedelen en onderbouwen welke spoedeisende belangen het treffen van een voorlopige voorziening vereisen. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op een verzoek om een voorlopige voorziening.
3. Verzoek(st)er is, gelet op artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, in verzuim geweest een kopie van het besluit waar verzoek(st)er het niet mee eens is en een kopie van het bezwaarschrift toe te sturen, de gronden van het verzoek mede te delen en te onderbouwen welke spoedeisende belangen het treffen van een voorlopige voorziening vereisen. De griffier heeft bij brief van 18 maart 2022 verzoek(st)er in de gelegenheid gesteld om binnen één week na dagtekening van die brief deze verzuimen te herstellen. Verzoek(st)er heeft dit niet gedaan; de rechtbank heeft geen stukken meer ontvangen. In de brief is gewezen op het risico van niet-ontvankelijk verklaring.
4. Iemand die verzoekt om een voorlopige voorziening, moet tevens op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, voldoen aan de eis van connexiteit. De voorzieningenrechter kan in deze zaak door het ontbreken van eerdergenoemde stukken evenmin beoordelen of sprake is van connexiteit.
5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk worden verklaard.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 4 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.