ECLI:NL:RBZWB:2022:1691

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
AWB- 22_1393 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van het recht op bijstandsuitkering en terugvordering van teveel verstrekte bijstandsuitkering

Op 4 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herziening van het recht op bijstandsuitkering en de terugvordering van teveel verstrekte bijstandsuitkering. Verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 22 februari 2022 van het dagelijks bestuur van Samenwerking De Bevelanden, verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat er sprake was van een spoedeisend belang.

De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De griffier had verzoeker gevraagd om zijn financiële situatie nader toe te lichten en bewijsstukken te overleggen. Echter, verzoeker had geen overzicht van zijn inkomsten en uitgaven verstrekt, ondanks dat hij onder bewind was gesteld.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was geleverd voor het spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Verweerder had bovendien aangegeven dat verzoeker nog steeds een bijstandsuitkering ontving en dat de terugvordering plaatsvond door verrekening met deze uitkering, rekening houdend met de beslagvrije voet. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak werd openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1393 PW VV

uitspraak van 4 april 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. R. Wouters,
en

het dagelijks bestuur van Samenwerking De Bevelanden, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 februari 2022 (bestreden besluit) van verweerder inzake de herziening van zijn recht op een bijstandsuitkering en terugvordering van teveel verstrekte bijstandsuitkering. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol en zal het verzoek moeten vallen binnen de reikwijdte van het bestreden besluit.
2. De griffier heeft bij brief van 10 maart 2022 aan verzoeker gevraagd om het spoedeisend belang nader toe te lichten. Daarbij is verzocht om een overzicht van verzoekers financiële situatie, bij voorkeur ondersteund door bewijsstukken. Daarnaast is gevraagd om aan te geven waarom er sprake is van een spoedeisend belang ten aanzien van de terugvordering, nu uit het bestreden besluit blijkt dat er een betalingsregeling kan worden getroffen wanneer verzoeker niet in staat is om het teruggevorderde bedrag ineens te voldoen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat aan dit verzoek geen gevolg is gegeven. Er is weliswaar op 16 maart 2022 geantwoord dat verzoeker onder bewind is gesteld, maar daarbij is geen overzicht verstrekt van verzoekers inkomsten en uitgaven. Daar komt bij dat het bestreden besluit een herziening van verzoekers recht op bijstand betreft en verweerder in het verweerschrift van 15 maart 2022 heeft verklaard dat verzoeker nog immer een bijstandsuitkering ontvangt. Bovendien heeft verweerder aangegeven dat momenteel ingevorderd wordt door verrekening met verzoekers bijstandsuitkering, met inachtneming van de voor verzoeker geldende beslagvrije voet.
Gelet op het vorenstaande acht de voorzieningenrechter onvoldoende aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 4 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.