ECLI:NL:RBZWB:2022:1648

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
05/192664-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van oplichting van het Ministerie van Defensie wegens gebrek aan opzet

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de verdachte beschuldigd van medeplegen en medeplichtigheid aan oplichting van het Ministerie van Defensie. De zitting vond plaats op 22 maart 2022, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar haar raadsvrouw, mr. W.M. Shreki, wel. De officier van justitie, mr. P.A. de Boer, heeft de verdenkingen uiteengezet, die onder andere betrekking hadden op twee feiten van oplichting voor aanzienlijke bedragen. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen.

De officier van justitie stelde dat de verdachte medeplichtig was aan de oplichtingen, terwijl de verdediging betoogde dat de verdachte niet op de hoogte was van de gepleegde feiten en hieraan niet had bijgedragen. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om vast te stellen dat de verdachte wetenschap had van de oplichtingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet had kunnen weten dat het geld van misdrijf afkomstig was, en dat er dus geen opzet was. Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank de verdachte integraal vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

De uitspraak vond plaats op 5 april 2022, waarbij de rechtbank de verdachte vrijsprak van alle beschuldigingen. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 05/192664-21
vonnis van de meervoudige kamer van 5 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsvrouw mr. W.M. Shreki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 maart 2022. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen haar uitdrukkelijk gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie, mr. P.A. de Boer, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Tevens is ter zitting de ontnemingsvordering behandeld van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: samen met de medeverdachte [medeverdachte] het Ministerie van Defensie heeft opgelicht voor een bedrag van € 484.530,94 (primair) dan wel medeplichtig hieraan is geweest (subsidiair);
feit 2: samen met de medeverdachte [medeverdachte] het Ministerie van Defensie heeft opgelicht voor een bedrag van € 49.854,75 (primair) dan wel medeplichtig hieraan is geweest (subsidiair).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan de oplichtingen door de medeverdachte van het Ministerie van Defensie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor het primair dan wel het subsidiair tenlastegelegde onder feit 1 en feit 2 aangezien verdachte nergens van op de hoogte was en op geen enkele manier heeft bijgedragen aan de tenlastegelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat verdachte wetenschap had van de door de medeverdachte gepleegde oplichtingen. Verdachte had in de loop der tijd de nodige vraagtekens kunnen hebben bij het feit dat het gezin ineens meer geld te besteden had en dus meer (luxe) spullen kon kopen, maar dit is onvoldoende om te kunnen aannemen dat verdachte daarmee de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat geld van misdrijf afkomstig was. Nu de wetenschap van en dus de opzet bij verdachte op de gepleegde oplichtingen ontbreekt, zal zij van de tenlastegelegde feiten integraal worden vrijgesproken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. P.A.M. Wijffels en
mr. M.J. Schouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 april 2022.