Op 4 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 dag en een taakstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 21 maart 2022, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. Doorakkers, heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend.
De tenlastelegging hield in dat de verdachte de aangeefster, een 16-jarige collega, op 10 september 2019 in Made heeft aangerand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de borsten van de aangeefster heeft betast, met zijn geslachtsdeel tegen haar billen heeft aangeduwd en haar heeft gekust, ondanks haar verzet. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster betrouwbaar was en grotendeels werd bevestigd door Whatsapp-berichten tussen haar en de verdachte.
De rechtbank heeft de verdediging verworpen, die stelde dat er geen opzet was en dat de verdachte niet had begrepen dat zijn handelingen tegen de wil van de aangeefster waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat zijn gedrag als aanranding van de eerbaarheid moet worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het delict op de aangeefster, die psychologische hulp heeft moeten zoeken na het voorval. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte € 1.084,- moet betalen, bestaande uit materiële en immateriële schade.