In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 maart 2022, stond de verdachte terecht voor het medeplegen van diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 17 mei 2021 in Rotterdam, waarbij de verdachte samen met een mededader het slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer], heeft gedwongen tot de afgifte van zijn auto, een Opel Zafira. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader het slachtoffer hebben bedreigd met een vuurwapen en fysiek geweld hebben gebruikt, wat resulteerde in de diefstal van de auto.
De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, maar niet aan afpersing, omdat er geen sprake was van gedwongen afgifte. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder OVC-gesprekken, zorgvuldig gewogen en vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de diefstal met geweld. De verdachte heeft de auto wederrechtelijk toegeëigend, terwijl hij het slachtoffer heeft bedreigd en geslagen.
De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte afgewezen, omdat de opgelegde straf langer was dan het voorarrest. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.