In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 maart 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige]. De ouders van [minderjarige] zijn onder toezicht gesteld na een eerdere beschikking van 4 maart 2021. De GI verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling met een jaar, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] niet verder reiken dan de zorgen over het huishouden van de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders zelf in staat zijn om de juiste hulpverlening in te schakelen en dat er vertrouwen is in hun vermogen om tijdig aan de bel te trekken indien nodig. De kinderrechter heeft de GI verweten dat eerdere opdrachten niet zijn opgevolgd en heeft geconcludeerd dat er geen noodzaak is voor een verlenging van de ondertoezichtstelling. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de ouders hebben het recht om binnen drie maanden in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking.