ECLI:NL:RBZWB:2022:1576
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. van Dongen
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- T.A. de Hek
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak met naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had verzocht om een vergoeding van proceskosten in verband met de intrekking van het beroep betreffende de voor het jaar 2012 opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting en de bij beschikking opgelegde boete. De inspecteur heeft aangegeven dat proceskosten kunnen worden vergoed op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de onderhavige zaak in bezwaar samenhangt met andere zaken, waardoor de proceskostenvergoeding voor deze zaken gezamenlijk is beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de vergoeding voor de vier samenhangende zaken lager is dan hetgeen al in de bezwaarfase was toegekend, en liet daarom de beslissing van de inspecteur over de proceskostenvergoeding in stand. Voor de beroepsfase werd de vergoeding vastgesteld op € 1.138,50, waarvan 1/5, zijnde € 227,70, aan de onderhavige beroepen werd toegekend. De overige delen werden toegekend aan andere betrokken partijen.
De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor het toekennen van een vergoeding voor overige proceshandelingen, omdat deze door een derde waren verricht en niet door de rechtsbijstandverlener. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de belanghebbende griffierecht had betaald, maar dat de wet niet voorziet in een veroordeling van de inspecteur tot vergoeding van dit griffierecht. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende ten bedrage van € 227,70.