ECLI:NL:RBZWB:2022:1571

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
30 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 22_1307 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen van een last onder bestuursdwang wegens het langer dan drie dagen plaatsen van een kampeerwagen op de weg

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die een kampeerwagen op de weg had geplaatst, maakte bezwaar tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, dat hem een last onder bestuursdwang had opgelegd. Dit besluit was genomen omdat de kampeerwagen langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg stond, wat in strijd is met artikel 120 van de Algemene Plaatselijke Verordening Tilburg. Verzoeker voerde aan dat hij al meer dan tien jaar op deze manier parkeert zonder klachten van omwonenden en dat hij niet in staat is om op korte termijn een andere oplossing te vinden voor zijn kampeerwagen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker een spoedeisend belang had bij zijn verzoek, maar dat er geen concreet zicht op legalisering van de situatie bestond. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker en het college tegen elkaar af en concludeert dat het belang van het college bij handhaving zwaarder weegt. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1307 GEMWT B VV

uitspraak van 29 maart 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: [naam gemachtigde],
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 februari 2022 (bestreden besluit) van het college inzake het opleggen van een last onder bestuursdwang in verband met het langer dan drie achtereenvolgende dagen plaatsen van een kampeerwagen op de weg. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 15 maart 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.P.A.M. Voogt.

Overwegingen

Feiten

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningen-rechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In de periode van 25 januari 2022 tot en met 28 januari 2022 heeft de handhaver van het team Stadstoezicht van de gemeente Tilburg (hierna: de handhaver) elke dag een controle uitgevoerd. Daarvan zijn rapporten van bevindingen opgesteld. De handhaver heeft geconstateerd dat op deze dagen aan [naam straat 1], op de parkeerstrook tussen de [naam straat 2] en de [naam straat 3], te Tilburg een kampeerwagen stond geparkeerd. De kampeerwagen was voorzien van het kenteken [kenteken]. Uit de gegevens die zijn opgevraagd bij de Rijksdienst wegverkeer blijkt dat het voertuig op naam van verzoeker staat.
Bij brief van 10 februari 2022 heeft het college aan verzoeker kenbaar gemaakt dat hij het voornemen heeft om een last onder bestuursdwang op te leggen, indien verzoeker het voertuig niet van de weg verwijdert en daarna de kampeerwagen langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg plaatst of heeft. Verzoeker heeft de gelegenheid gekregen om een zienswijze in te dienen. Verzoeker heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en op 11 februari 2022 telefonisch een zienswijze ingediend. Die zienswijze heeft verzoeker op 15 februari 2022 per e-mail aangevuld.
Bij besluit van 23 februari 2022 heeft het college aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd. Verzoeker dient de kampeerwagen binnen zeven dagen van de weg te verwijderen en de overtreding niet opnieuw te begaan door de kampeerwagen niet langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te plaatsen of te hebben. Indien verzoeker dit niet of niet tijdig doet, dan zal bestuursdwang worden toegepast. De voorbereidingskosten en de kosten die verbonden zijn aan de toepassing van de bestuursdwang zullen op verzoeker worden verhaald.
Verzoeker heeft op 3 maart 2022 een bezwaarschrift ingediend. Daarnaast heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht het besluit van 23 februari 2022 te schorsen totdat het college heeft beslist op het ingediende bezwaar.
Het college heeft aangegeven de toepassing van het besluit op te schorten tot drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Standpunt van verzoeker
2. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij niet op korte termijn een andere oplossing kan vinden voor zijn kampeerwagen. De situatie die het college ongedaan wil maken doet zich al meer dan tien jaar op deze manier voor. Verzoeker stelt dat zijn kampeerwagen al tien jaar in de straat is geparkeerd, zonder dat daar klachten over zijn gekomen. Er kan van hem niet worden gevergd dat hij nu op zeer korte termijn de situatie ongedaan maakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit op te schorten totdat het college heeft beslist op het ingediende bezwaar.
Voorlopige voorziening
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
Wettelijk kader
4. De van toepassing zijn de wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Spoedeisend belang
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het ingediende verzoek om voorlopige voorziening, nu verzoeker binnen zeven dagen de kampeerwagen van de weg moest verwijderen.
Is er sprake van een overtreding?
6. Op grond van artikel 120, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening Tilburg (hierna: de APV) is het verboden om een woonwagen, kampeerwagen, caravan, keetwagen, aanhangwagen of ander degelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere verkeersdoeleinden wordt gebezigd langer dan drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een weg.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er sprake is van een overtreding van de APV. Ter zitting heeft verzoeker betoogd dat hij de kampeerwagen dagelijks gebruikt om naar zijn werk te gaan. Verzoeker heeft bevestigd dat hij de kampeerwagen na gebruik weer parkeert in de [naam straat 1] te Tilburg. Dit komt overeen met de rapportages die door de handhaver zijn opgesteld. Dat de kampeerwagen regelmatig wordt gebruikt en elke keer op een andere plek in de straat wordt geparkeerd is niet van belang voor de vraag of er sprake is van een overtreding, nu vast staat de kampeerwagen meer dan drie achtereenvolgende dagen in de [naam straat 1] te Tilburg stond geparkeerd.
Beginselplicht tot handhaving
7. Gelet op het algemeen dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan gevergd worden dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Concreet zicht op legalisering
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen concreet zicht op legalisering bestaat. Ter zitting is door de gemachtigde van het college betoogd dat het college slechts bereid is om in uitzonderlijke gevallen een ontheffing te verlenen. Hieruit maakt de rechtbank op dat de rechtbank niet bereid is om dit geval te legaliseren. Bovendien kan die ontheffing slechts voor een bepaalden periode worden verleend. Dit zou verzoek dus ook niet helpen, omdat verzoeker dan nog steeds een parkeerplek voor een langere periode moet zoeken.
Belangenafweging
9. Verzoeker heeft betoogd dat hij de kampeerwagen, in tegenstelling tot de andere kampeerwagen waartegen handhavend is opgetreden, regelmatig gebruikt en hij nooit eerder klachten van buren heeft ontvangen. Er is voldoende parkeerplaats in de [naam straat 1] te Tilburg. Verzoeker parkeert zijn kampeerwagen naar eigen zeggen zodanig dat omwonenden er geen last van hebben. Daarnaast kan verzoeker de stallingskosten voor het stallen van de kampeerwagen niet betalen. Deze kosten zijn te hoog. Verzoeker stelt dat hij de kampeerwagen dan zal moeten verkopen.
Ter zitting heeft de gemachtigde van het college het besluit nader toegelicht. Er is handhavend opgetreden, omdat er een klacht binnen is gekomen over een andere kampeerwagen die verder op in de buurt al langer dan drie achtereenvolgende dagen geparkeerd stond. De handhaver is vervolgens ook bij verzoeker gaan controleren en constateerde een overtreding van artikel 120 van de APV. Het college heeft bij de handhaving geen onderscheid gemaakt tussen beide kampeerwagens en heeft in beide gevallen handhavend opgetreden. Overtreding van artikel 120 van de APV zorgt, naar mening van het college, voor ontsiering van het uiterlijk aanzien van de gemeente en voor beperking van de parkeergelegenheid. Een ontheffing, zoals bedoeld in artikel 120, tweede lid, van de APV biedt echter voor verzoeker geen oplossing. Er zal dan een ontheffing worden verleend voor vier, in plaats van drie, achtereenvolgende dagen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat uit het bestreden besluit niet voldoende blijkt van de door de gemachtigde uiteengezette belangenafweging. De voorzieningenrechter geeft het college mee om in de te nemen beslissing op bezwaar de belangen van verzoeker expliciet af te wegen. Dit betekent echter niet dat het bestreden besluit geschorst zal moeten worden. Ter zitting is immers toegelicht dat er wel degelijk een belangenafweging heeft plaatsgevonden. Het belang van het college bij handhaving prevaleert naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter boven het belang van verzoeker. Het college heeft ook in de andere zaak handhavend opgetreden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is nu voldoende toegelicht dat er voor verzoeker geen uitzonder kan worden gemaakt. De door verzoeker aangevoerde omstandigheden kunnen niet leiden tot een ander oordeel. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college kunnen besluiten tot handhavend optreden jegens verzoeker.

Conclusie

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 29 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage

Wettelijk kader
Gemeentewet:
Op grond van artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
Algemene wet bestuursrecht:
Op grond van artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Algemene Plaatselijke Verordening Tilburg:
Op grond van artikel 120, eerste lid, onder aanhef en sub a, van de Algemene Plaatselijke Verordening Tilburg (de APV) is het verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, keetwagen, aanhangwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere verkeersdoeleinden wordt gebezigd langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een weg.
Op grond van artikel 120, tweede lid, van de APV kan het college ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod.