ECLI:NL:RBZWB:2022:1566

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 22_574 en AWB- 22_575
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor bouwen woning

Op 29 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, wonende te [woonplaats eisers], beroep hebben ingesteld tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen. Deze besluiten betroffen de verlening van een omgevingsvergunning aan vergunninghoudster voor het bouwen van een woning aan [adres woning] te [plaats woning]. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

In het primaire besluit van 6 juli 2021 verleende het college de omgevingsvergunning, maar eisers maakten bezwaar tegen dit besluit. Het college verklaarde de bezwaren ongegrond in de bestreden besluiten van 14 december 2021. Tijdens de zitting op 8 maart 2022 werd het beroep besproken, waarbij eisers en hun gemachtigde, alsook de gemachtigde van het college en de vergunninghoudster aanwezig waren.

De rechtbank overwoog dat de vergunninghoudster de woning voornemens was te gebruiken voor haar gezin, met de mogelijkheid dat haar zieke dochter in de toekomst ook in de woning zou komen wonen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren voor het standpunt van eisers dat het gebruik van de woning zou afwijken van het aangevraagde gebruik. De rechtbank oordeelde dat de enkele aanwezigheid van meerdere badkamers niet betekende dat de woning voor meerdere huishoudens zou worden gebruikt.

De rechtbank heeft de belangen van eisers, die vreesden voor aantasting van hun woonomgeving, meegewogen, maar oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten dat de omgevingsvergunning niet zou leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van eisers. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 22/574 WABOA en BRE 22/575 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2], te [woonplaats eisers], eisers

gemachtigde: mr. H.P.J.G. Berkers,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghouder], te [woonplaats vergunninghouder] (vergunninghoudster)
gemachtigde: mr. dr. ing. P. de Haan.

Procesverloop

In het besluit van 6 juli 2021 (primaire besluit) heeft het college aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning aan [adres woning] te [plaats woning].
In afzonderlijke besluiten van 14 december 2021 (bestreden besluiten) heeft het college het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De beroepen zijn besproken op de zitting van de rechtbank op 8 maart 2022.
Hierbij waren aanwezig eisers, hun gemachtigde, mr. R. Advocaat namens het college, vergunninghoudster en de gemachtigde van vergunninghoudster.

Overwegingen

Feiten
1. Op 16 april 2021 heeft vergunninghoudster een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend bij het college. De aanvraag ziet op het bouwen van een woning aan [adres woning] te [plaats woning]. Het college heeft de gevraagde omgevingsvergunning op 6 juli 2021 aan vergunninghoudster verleend. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten (ver)bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Eisers hebben tegen de verleende omgevingsvergunning bezwaar gemaakt.
Bij de bestreden besluiten heeft het college de bezwaren van eisers onder verwijzing naar en overneming van het advies van de adviescommissie ongegrond verklaard, onder aanvulling van de volgende overweging:
“Ten aanzien van de indeling van de woning blijkt uit de tekeningen behorende bij de verleende omgevingsvergunning niet dat er een inpandige lift aanwezig is. Verder vraagt het punt dat sprake zou zijn van een centrale hal die toegang geeft tot 3 aparte wooneenheden (souterrain, begane grond en eerste verdieping), elk voorzien van een eigen ingang/entree, enige correctie. Uit de tekeningen behorende bij de verleende omgevingsvergunning blijkt dat het souterrain direct toegankelijk is vanuit het kantoor of de centrale hal op de eerste verdieping.
Wat betreft de uiterlijke verschijningsvorm spreekt de welstandscommissie in haar advies over 1 woning en heeft het bouwplan ook als zodanig beoordeeld. De welstandscommissie heeft hierbij niet geoordeeld dat er feitelijk sprake is van een gestapeld gebouw”.
Wettelijk kader
2. De op deze zaak betrekking hebbende, relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Bestemmingsplan
3. Het perceel waarop het bouwplan van vergunninghoudster is gesitueerd ligt binnen het bestemmingsplan ‘[naam bestemmingsplan]’ en heeft daarin de enkelbestemming ‘Wonen – Vrijstaand’ en de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie-1’. Het college heeft vastgesteld dat de aanvraag om een omgevingsvergunning op de volgende punten in strijd is met het bestemmingsplan:
- de woning wordt gedeeltelijk gebouwd op gronden ‘Buiten het bouwvlak overig’ en gedeeltelijk op gronden met de functieaanduiding ‘Oever’. Dit is volgens artikel 30.2 van de planregels niet toegestaan;
- er is sprake van een overschrijding van de goothoogte met 2,5 meter;
- volgens de planregels mogen gebouwen en overkappingen alleen gebouwd worden op een hoogte van tenminste 2,5 meter + NAP, tenzij er voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van waterinstroom. Het souterrain ligt onder 2,5 meter + NAP. Er zijn geen voorzieningen in de woning opgenomen ter voorkoming van waterinstroom.
Omgevingsvergunning
4. Bij de bestreden besluiten heeft het college met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2˚ van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), in samenhang met artikel 4, eerste lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) een omgevingsvergunning verleend in afwijking van het bestemmingsplan.
Gebruik
5. Eisers stellen zich op het standpunt dat het beoogde gebruik van de woning afwijkt van het aangevraagde gebruik. Vergunninghoudster is namelijk voornemens om met meerdere huishoudens te gaan wonen in de woning. Op elke verdieping is een aparte entree, badkamer, diverse leefruimtes, aansluitingen voor een keuken en wasmachine en een buitenruimte aanwezig. Het college heeft feitelijk een appartementencomplex vergund, wat krachtens het [naam bestemmingsplan] niet is toegestaan, aldus eisers.
5.1
Volgens vaste jurisprudentie van de AbRS [1] moet bij de beoordeling van de aanvraag ervan worden uitgegaan dat het bouwwerk zal worden gebruikt op de wijze zoals omschreven is in de aanvraag, tenzij redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede voor andere doeleinden zal worden gebruikt. Vaststaat dat het college de omgevingsvergunning heeft verleend op basis van de bij de aanvraag ingediende bouwtekeningen. Het college heeft desgevraagd op zitting toegelicht dat de bouwplannen na de uitspraak van de voorzieningenrechter in bezwaar zijn aangepast, in die zin dat het bouwplan nog maar één aansluiting voor een keuken heeft.
5.2
Vergunninghoudster heeft desgevraagd op zitting verklaard dat zij voornemens is om met haar partner in de woning te gaan wonen. Vergunninghoudster en haar partner krijgen in de woning ieder eigen leefruimten. Wellicht komt in de toekomst haar zieke dochter ook in de woning wonen, als blijkt dat zij niet zelfstandig kan wonen. Op het souterrain komen logeerkamers voor familieleden.
5.3
De rechtbank ziet geen
objectieveaanknopingspunten voor het standpunt van eisers dat het beoogd gebruik afwijkt van het aangevraagde gebruik, maar enkel loutere vrees. De rechtbank is van oordeel dat de keuken een cruciaal onderdeel is om te bepalen of vergunninghoudster de woning gaat gebruiken voor één huishouden of meerdere huishoudens. Dat de woning meerdere badkamers heeft, is niet ongewoon aangezien steeds meer woningen meerdere badkamers bevatten. Nu uit de bouwtekeningen kan worden afgeleid dat er slechts één keuken wordt gerealiseerd, kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden geconcludeerd dat vergunninghoudster met meerdere huishoudens de woning gaat gebruiken.
5.4
Daarbij heeft vergunninghoudster op zitting toegezegd dat zij enkel op de begane grond een keuken zal realiseren. Op de andere verdiepingen zal vergunninghoudster geen keuken(voorziening) of pantry installeren. Mocht uiteindelijk geconstateerd worden dat vergunninghoudster de woning gaat gebruiken in strijd met het toegestane gebruik, dan is dat een kwestie van handhaving.
Belangenafweging
6. Eisers stellen zich op het standpunt dat hun belangen onvoldoende zijn meegewogen. Eisers wonen in de onmiddellijke nabijheid van het perceel en vrezen voor de aantasting van hun woonomgeving en woongenot. Eisers hebben na voltooiing van het bouwplan geen vrij uitzicht meer.
6.1
Niet in geding is dat ook al zou het bouwplan anders gesitueerd zijn binnen het bouwvlak, eisers toch hun vrije uitzicht kwijt zouden raken. De rechtbank overweegt dat het college zich mede daarom in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het woon- en leefklimaat van eisers door de omgevingsvergunning niet zodanig zal worden aangetast, dat hieraan een doorslaggevend gewicht had moeten worden toegekend. Hierbij betrekt de rechtbank dat er geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat. [2]
Conclusie
7. De beroepen zijn ongegrond.
8. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.C. van Spreuwel, griffier, op 29 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
M.H.C. van Spreuwel, griffier E.J. Govaers, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

BIJLAGE

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1:
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
Artikel 2.10:
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12.
2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Artikel 2.12:
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°.met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°.in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 4 van bijlage II:
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
1. een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,
b.de oppervlakte niet meer dan 150 m2.
Bestemmingsplan ‘[naam bestemmingsplan]’ (2013)
Artikel 30.1:
De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen, logies met ontbijt en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
b. ter plaatse van de aanduiding 'oever': uitsluitend voor tuin, oever, waterpartijen alsmede aanlegplaatsen, boothellingen en daarmee vergelijkbare voorzieningen behorende bij de aangrenzende woonpercelen;
c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-praktijk': tevens een praktijk;
d. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
Artikel 30.2:
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a. als woningtypen zijn toegestaan: vrijstaand;
b. uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;
c. (…)
d. ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding-5’ mogen gebouwen en overkappingen uitsluitend worden gebouwd op een hoogte van ten minste 2,5 m +N.A.P., met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is voor:
1. gebouwen die zodanig zijn geconstrueerd dat zij in geval van hoog water kunnen drijven;
2. gebouwen of delen van gebouwen waarbij voorzieningen zijn getroffen ter voorkoming van waterinstroom bij een waterstand tot en met 2,5 m +N.A.P.
e. en voor het overige:
hoofdgebouw
aan- en uitbouw, bijgebouw, overkapping
bouwwerk, geen gebouw zijnde
1. op deze gronden mag worden gebouwd:
a. binnen het bouwvlak
ja
ja
ja
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'
nee
ja
ja
c. buiten het bouwvlak, overig
nee
nee
ja
2. de afstand bedraagt niet minder dan:
b. tot de zijdelingse perceelsgrenzen
3 m
3 m
3. de goothoogte bedraagt niet meer dan:
a. binnen het bouwvlak
- zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)
3 m
niet van toepassing
b. buiten het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'
niet van toepassing
3 m
niet van toepassing
c. buiten het bouwvlak, overig
niet van toepassing
niet van toepassing
niet van toepassing
4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
a. binnen het bouwvlak
- zie aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m)
- zie aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m)
- muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m;
- muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m;
- vrijstaande antennemasten: 9 m;
- overig bouwwerk, geen gebouw zijnde: 3 m
b. buiten het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'
niet van toepassing
6 m
- muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m;
- muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m;
- vrijstaande antennemasten: 9 m;
- overig bouwwerk, geen gebouw zijnde: 3 m
c. buiten het bouwvlak, overig
niet van toepassing
niet van toepassing
- muren en terreinafscheidingen: 1 m;
- vrijstaande antennemasten: 9 m;
- overig bouwwerk, geen gebouw zijnde: 3 m
5. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:
a. binnen een bouwvlak
niet gemaximeerd
niet gemaximeerd
niet gemaximeerd
b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'
b1. Aanduidingsvlak kleiner dan 50 m²
0 m2
50% tot ten hoogste 20 m²
niet gemaximeerd
b2. aanduidingsvlak 51 m2 tot 200 m²
0 m2
40 % tot ten hoogste 60 m2
niet gemaximeerd
b3. aanduidingvlak 201 m2 - 400 m2
0 m2
30% tot ten hoogste 80 m²
niet gemaximeerd
b4. aanduidingvlak 401 m² en groter
0 m2
20% tot ten hoogste 100 m²
niet gemaximeerd

Bestemmingsplan ‘[naam bestemmingsplan]’ (2021)

Artikel 3:
“duurzaam gemeenschappelijke huishouding”
Een vaste groep van personen tussen wie een band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft om bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen. Er is sprake van een economisch-consumptieve eenheid en bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners.
“huishouden”
Een alleenstaande of twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren.
“woning”
Een complex van ruimten, bestemd voor de huisvesting van één huishouden.
“wonen”
Het gehuisvest zijn in een woning, conform het begrip “woning”