ECLI:NL:RBZWB:2022:1562

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8285
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag ontheffing benoembaarheidsvereisten voor leraar in voortgezet onderwijs

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 maart 2022, werd de aanvraag van eiser om ontheffing van de benoembaarheidsvereisten voor het geven van onderwijs in het profiel Groen, economie en natuurkunde afgewezen. Eiser, die sinds 1993 als leraar werkzaam was, had een aanvraag ingediend bij de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, omdat hij niet voldeed aan de benoembaarheidsvereisten. De minister had de aanvraag afgewezen, met als argument dat hoewel er sprake was van een bijzonder geval, er geen uitmunten in buitengewone bekwaamheid was aangetoond. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.

De rechtbank behandelde de zaak en oordeelde dat de minister terecht had vastgesteld dat eiser niet voldeed aan de vereisten voor ontheffing. De rechtbank erkende dat eiser een bijzondere situatie had, gezien de zorg voor zijn kinderen, maar concludeerde dat dit niet voldoende was om aan te tonen dat hij uitmuntte in buitengewone bekwaamheid. Eiser had weliswaar relevante ervaring en had lesgegeven in het profiel waarvoor hij ontheffing vroeg, maar de rechtbank was van mening dat zijn activiteiten niet uitzonderlijk genoeg waren om te voldoen aan de hoge eisen die de minister stelde voor het verlenen van een ontheffing. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8285 WET
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2022 in de zaak tussen
[naam eiser], te [plaatsnaam 1] , eiser,
gemachtigde: mr. L. Gijsen,
en
de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,verweerder.
Procesverloop
In het besluit van 25 februari 2020 (primair besluit) heeft de minister eisers aanvraag om ontheffing van de benoembaarheidsvereisten als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (Wvo) voor het profiel Groen, economie en natuurkunde voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs, afgewezen.
In het besluit van 20 juli 2020 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 15 februari 2022.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde, en mr. F. Hummel-Fekkes namens de minister via een video-verbinding.
Overwegingen

1.Feiten

Eiser was sinds 1993 als leraar verbonden aan [naam bedrijf 1] , een school voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Eiser werkte daar op basis van een afgeronde studie aan de Landbouwuniversiteit [plaatsnaam 2] , in de studierichting Landbouwtechniek, in combinatie met een pedagogisch didactisch diploma van de pedagogisch technische hogeschool Nederland.
In 2018 is [naam bedrijf 1] overgenomen door [naam bedrijf 2] Scholengroep, een school voor voortgezet onderwijs. Op dat moment was eiser niet bevoegd om als leraar les te geven aan het voortgezet onderwijs.
Op 14 februari 2019 heeft eiser bij de minister een zogenaamde “open” aanvraag gedaan om ontheffing van de benoembaarheidsvereisten als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de Wvo voor het profiel Groen, economie en natuurkunde voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs.
Bij het primaire besluit heeft de minister eisers aanvraag afgewezen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Hij heeft zijn bezwaar telefonisch toegelicht.
Bij het bestreden besluit heeft de minister het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

2.Wet- en regelgeving

De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.

3.Beoordeling

Uit artikel 33, tweede lid, van de Wvo, gelezen in samenhang met de Beleidsregel ontheffing benoembaarheidsvereisten en bekwaamheidserkenning vo (de Beleidsregel) volgt dat bij het beoordelen van open aanvragen voor ontheffing twee elementen een rol spelen:
- of er al dan niet sprake is van een bijzonder geval;
- of er al dan niet sprake is van uitmunten in buitengewone bekwaamheid.
De minister heeft aan de afwijzing van eisers aanvraag om ontheffing ten grondslag gelegd dat er bij eiser weliswaar sprake is van een bijzonder geval, maar dat er geen sprake is van uitmunten door buitengewone bekwaamheid. Daarnaast heeft de minister gesteld dat de pedagogisch didactische bekwaamheid van eiser onvoldoende is gebleken.
3.1
Bijzonder geval
Blijkens de Beleidsregel is sprake van een bijzonder geval als de betrokkene verhinderd wordt te voldoen aan de benoembaarheidsvereisten met het afronden van de lerarenopleiding behorend bij het vak.
In het bestreden besluit heeft de minister aangenomen dat bij eiser sprake is van een bijzonder geval, als gevolg waarvan hij niet in staat is alsnog een lerarenopleiding te volgen. De minister heeft daarbij in aanmerking genomen dat drie van eisers kinderen bijzondere zorg nodig hebben. Die zorg vergt veel van eiser. Als gevolg daarvan kan eiser niet ver van huis zijn en heeft eiser er veel moeite mee zich te kunnen concentreren op een langdurige studie.
In het verweerschrift in beroep heeft de minister naar voren gebracht dat er inmiddels geen sprake meer is van een bijzonder geval, omdat één van eisers kinderen inmiddels niet meer thuis woont en eiser inmiddels een lerarenopleiding voor het vak economie heeft gevolgd.
De rechtbank overweegt dat in beroep het bestreden besluit ter beoordeling voorligt. In het bestreden besluit heeft de minister aangenomen dat sprake is van een bijzonder geval. Bij de beoordeling van het beroep neemt de rechtbank dat dan ook als uitgangspunt en wordt niet toegekomen aan de stelling van de minister dat thans geen sprake meer zou zijn van een bijzonder geval.
Overigens heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank ondanks het feit dat hij de lerarenopleiding voor het vak economie heeft afgerond voldoende procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, aangezien de aanvraag om ontheffing ook zag op het profiel Groen en het vak natuurkunde.
3.2
Pedagogisch didactische bekwaamheid
De minister heeft in het bestreden besluit opgemerkt dat de pedagogisch didactische bekwaamheid van eiser onvoldoende is gebleken. Eiser heeft dat in beroep betwist.
In de Beleidsregel is opgenomen dat de inspectie steekproefsgewijs en indien er concrete aanwijzingen zijn advies kan geven over de pedagogisch-didactische bekwaamheid van de betrokkene. De minister heeft in aanvulling daarop ter zitting toegelicht dat de pedagogische-didactische bekwaamheid van een betrokkene geen toetsingsgrond is bij de beoordeling van aanvragen om ontheffing.
De rechtbank begrijpt dat ondanks de opmerking daarover in het bestreden besluit, de pedagogisch didactische bekwaamheid van eiser niet aan de afwijzing van zijn aanvraag om ontheffing ten grondslag ligt. Eisers gronden gericht tegen de stelling van de minister dat de pedagogisch didactische bekwaamheid onvoldoende is, behoeven daarom geen bespreking.
3.3
Uitmunten door buitengewone bekwaamheid
Gelet op het voorgaande heeft de minister aan de afwijzing van eisers aanvraag om ontheffing van de benoembaarheidsvereisten alleen ten grondslag gelegd dat hoewel eiser veel activiteiten heeft ontplooid, inzet heeft getoond en een enorme drive heeft om betrokken te blijven in het arbeidsproces, onvoldoende is gebleken dat sprake is van uitmunten door bijzondere bekwaamheid.
Eiser heeft betwist dat geen sprake zou zijn van uitmunten door bijzondere bekwaamheid, met name voor het vak “Groen”, aangezien eiser daar bij uitstek in gespecialiseerd is.
In de Beleidsregel zijn voorbeelden genoemd waarmee een betrokkene kan aantonen dat er sprake is van uitmunten in buitengewone bekwaamheid. Eén van de voorbeelden is het beschikken over een pedagogisch-didactisch getuigschrift (mbo) voor zover het een vak betreft dat eveneens in het voortgezet onderwijs wordt verzorgd. Eiser heeft aangevoerd dat bij hem daarvan sprake is. Ter onderbouwing daarvan heeft hij gewezen op het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van 1 juli 1995 van de pedagogisch technische hogeschool Nederland. Volgens de minister kan dat getuigschrift niet worden begrepen als een getuigschrift in de zin van de Beleidsregel.
Bij het getuigschrift is een overzicht van vakgebieden gevoegd waar het examen betrekking op had. Het betreft onderwijsoriëntatie, practicum interactieve vaardigheden, algemene didactiek, psychologie, mediakunde, pedagogiek, vakdidactiek en schoolpracticum. Dit getuigschrift ziet niet tevens op vakken die in het voortgezet onderwijs worden verzorgd en waar eisers aanvraag om ontheffing betrekking op heeft. De minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser met dit getuigschrift niet heeft aangetoond dat sprake is van uitmunten in bijzondere bekwaamheid.
De lijst met voorbeelden in de Beleidsregel is niet limitatief. Dat betekent dat eiser ook op een andere manier kan aantonen dat er sprake is van uitmunten in buitengewone bekwaamheid in de vakken waarvoor hij ontheffing heeft gevraagd. In het licht van het feit dat het verlenen van een ontheffing de uitzondering vormt op de hoofdregel dat (samengevat) een leraar een lerarenopleiding op het desbetreffende vakgebied moet hebben gevolgd om bevoegd les te kunnen geven, mag de minister de lat om aan te nemen dat sprake is van buitengewone bekwaamheid naar het oordeel van de rechtbank hoog leggen.
Eiser heeft erop gewezen dat hij in 1991 is afgestudeerd aan de Landbouwuniversiteit [plaatsnaam 2] , in de studierichting Landbouwtechniek, en dat hij sinds 1993 les heeft gegeven op het vmbo in het profiel Groen, en in de vakken economie, wiskunde en natuurkunde. Hij heeft lesstof en lesmethodes ontwikkeld. Hij is als lid van de constructie-groep betrokken bij het maken van landelijke examens voor CITO voor het vak Plantenteelt en heeft opgetreden als assessor voor de beoordeling van profielexamens Groen voor CITO. Verder heeft eiser voor het vak economie ondernemersklassen opgezet en draaiend gehouden en heeft hij bijgedragen aan het internationaliseren, onder meer als coördinator internationaliseren bij [naam bedrijf 1] .
Met de minister is ook de rechtbank van oordeel dat uit de omschrijving van eisers activiteiten volgt dat eiser veel activiteiten heeft ontplooid en een grote inzet heeft getoond.
In het licht van het feit dat de lat om aan te nemen dat sprake is van buitengewone bekwaamheid hoog ligt, heeft de minister zich desondanks naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat bij eiser onvoldoende is gebleken van uitmunten in buitengewone bekwaamheid in de vakken waarvoor hij de ontheffing heeft gevraagd. Dat eiser afgestudeerd is in landbouwtechniek en bij een school voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (BVE-onderwijs) les heeft gegeven in de vakken economie, wiskunde en natuurkunde, maakt op zichzelf niet dat eiser uitmunt in buitengewone bekwaamheid voor het profiel Groen, economie en natuurkunde in het voortgezet onderwijs
.Dat eiser als leraar daarnaast ook lesstof en -methodes heeft ontwikkeld, examens heeft vormgegeven voor het vak Plantenteelt en optrad als assessor voor het profiel Groen maakt dat niet anders. Met de minister is de rechtbank van oordeel dat dit activiteiten zijn die voor een betrokken leraar in het BVE-onderwijs niet ongebruikelijk zijn, maar zijn dit geen activiteiten die maken dat bij eiser een uitzonderlijke bekwaamheid voor het profiel Groen, economie en natuurkunde in het voortgezet onderwijs aanwezig moet worden geacht. Het feit dat eiser ondernemersklassen heeft vormgegeven en draaiend heeft gehouden en dat hij heeft bijgedragen aan het internationaliseren van het onderwijs getuigt weliswaar van goede organisatorische vaardigheden, maar ook die vaardigheden maken op zichzelf, maar ook in samenhang met de andere door eiser naar voren gebrachte activiteiten, niet dat voldoende is gebleken dat eiser uitmunt in buitengewone bekwaamheid voor profiel Groen, economie en natuurkunde voor het voortgezet onderwijs.
Eiser heeft er in beroep tot slot op gewezen dat [naam bedrijf 1] de lesbevoegdheid van eiser niet juist heeft doorgegeven aan [naam bedrijf 2] Scholengemeenschap. Als gevolg van het ontbreken lesbevoegheid is eisers contract met [naam bedrijf 2] ontbonden en is eiser noodgedwongen weer gaan studeren. Als eiser eerder had geweten van de problemen met zijn lesbevoegdheid, had hij ervoor kunnen kiezen les te blijven geven op het MBO. Ter zitting heeft eiser daaraan toegevoegd dat de minister niet heeft gereageerd op e-mails van [naam bedrijf 1] hierover.
De omstandigheid dat de minister in 2018 mogelijk niet adequaat heeft gereageerd op informatieverzoeken van [naam bedrijf 1] is onvoldoende zwaarwegend om tot het oordeel te kunnen leiden dat het onevenredig is dat de minister thans weigert om de strenge eisen los te laten en eiser ontheffing te verlenen ondanks dat geen sprake is van uitmunten door buitengewone bekwaamheid. De rol van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] Scholengemeenschap hierin ontsloegen eiser niet van de verplichting zich er ook zelf van te vergewissen dat zijn lesbevoegdheid toereikend was. Daar komt bij dat eiser aansluitend aan het dienstverband met [naam bedrijf 2] Scholengroep is gaan werken bij de Christelijke Scholengemeenschap [plaatsnaam 3] en dat eiser inmiddels een opleiding heeft gevolgd waardoor hij beschikt over lesbevoegheid voor het vak economie.

4.Conclusie

Het beroep is ongegrond.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A. de Rooij, griffier, op 29 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
BIJLAGE
Artikel 33, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (Wvo) bepaalt dat leraren door het bevoegd gezag worden benoemd dan wel tewerkgesteld zonder benoeming. Om tot leraar te kunnen worden benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming dient de betrokkene:
a. in het bezit te zijn van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die op het tijdstip van overlegging aan het bevoegd gezag niet ouder is dan 6 maanden,
b. in het bezit te zijn van:
1°. een getuigschrift, afgegeven krachtens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt dat is voldaan aan de bekwaamheidseisen die zijn vastgesteld krachtens artikel 36, eerste lid, of
2°. een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, verleend ten aanzien van het onderwijs dat betrokkene zal geven, of
3°. een geschiktheidsverklaring als bedoeld in artikel 118k, en
c. niet krachtens rechterlijke uitspraak van het geven van onderwijs te zijn uitgesloten.
Het tweede lid bepaalt dat de minister in bijzondere gevallen kan besluiten aan personen, die in een bepaald vak of onderdeel van een vak door buitengewone bekwaamheid uitmunten, ten aanzien van dit vak of dit onderdeel ontheffing te verlenen van de in het eerste lid onder b gestelde eisen.
In de Beleidsregel ontheffing benoembaarheidsvereisten en bekwaamheidserkenning vo (hierna: de Beleidsregel) heeft de minister ingevuld op welke wijze hij gebruik maakt van zijn bevoegdheid om ontheffing te verlenen als bedoeld in artikel 33, tweede lid van de Wvo. De Beleidsregel luidt voor zover relevant als volgt:
Beoordelingscriteria open aanvraag: toepassen ontheffing (artikel 33, tweede lid, van de wet of artikel 80, vijfde lid, van de WVO BES)
Bij het beoordelen van open aanvragen voor ontheffing spelen twee elementen een rol:
– al of niet sprake van een bijzonder geval;
– al of niet sprake van uitmunten in buitengewone bekwaamheid.
Om in aanmerking te komen voor een ontheffing is vereist dat er zowel sprake is van een bijzonder geval als van uitmunten in buitengewone bekwaamheid. Het bijzondere geval en het uitmunten in buitengewone bekwaamheid kunnen gezamenlijk tot het oordeel leiden dat de leraar een ontheffing van de benoembaarheidsvereisten wordt verleend voor het vak waarvoor de aanvraag wordt gedaan. De inspectie zal hierbij steekproefsgewijs en indien er concrete aanwijzingen zijn advies geven aan DUO over de pedagogisch-didactische bekwaamheid van betrokkene. (…)
Om in aanmerking te kunnen komen voor ontheffing, moet er sprake zijn van bijzondere gevallen. In de beleidslijn van de minister kunnen bijzondere gevallen zowel betrekking hebben op de persoon als meer externe omstandigheden. Dit betekent dat de betrokkene verhinderd wordt te voldoen aan de benoembaarheidsvereisten met het afronden van de lerarenopleiding behorend bij het vak. Bijzondere gevallen zijn altijd afhankelijk van de individuele situatie van betrokkene.
Artikel 33, tweede lid van de wet of artikel 80, vijfde lid van de WVO BES vereisen dat de leraar voor wie ontheffing wordt aangevraagd beschikt over een buitengewone bekwaamheid voor het betreffende vak.
Betrokkene kan gemotiveerd aantonen dat er sprake is van uitmunten in buitengewone bekwaamheid als hij zijn bekwaamheid heeft opgedaan door activiteiten zoals:
− het hebben afgerond van een proefschrift dat relevant is voor het vak waarin betrokkene lesgeeft;
− het hebben geleverd van een excellente prestatie op het eigen vakgebied;
− het hebben afgerond van een relevant excellentietraject in combinatie met een afgeronde relevante opleiding op hetzelfde of hoger niveau;
− het beschikken over een pedagogisch-didactisch getuigschrift (mbo) voor zover het een vak betreft dat eveneens in het voortgezet onderwijs wordt verzorgd;
− het eerste of tweede auteur zijn van een lesboek voor het betreffende vak in combinatie met een afgeronde relevante opleiding op hetzelfde of hoger niveau;
− het hebben van ten minste 3 jaar ervaring buiten het voortgezet onderwijs met het opleiden of begeleiden van anderen in een voor de aanvraag relevant vak;
− het hebben afgerond van een andere relevante opleiding op hetzelfde of een hoger niveau (summa) cum laude;
− het hebben afgerond van een lerarenopleiding met een zeer grote relevantie voor het te geven vak, welke niet is vermeld in de conversietabel.