ECLI:NL:RBZWB:2022:1555

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4277
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak

Op 29 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van meerdere opposanten tegen een eerdere uitspraak van 21 december 2021. De opposanten hadden op 5 oktober 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, betreffende de intrekking van een omgevingsvergunning voor een hotel. Na het besluit van 4 oktober 2021, dat op 5 oktober 2021 werd verzonden, trokken de opposanten hun beroep in, maar vroegen zij wel om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank wees dit verzoek af, wat leidde tot het verzet van de opposanten.

Tijdens de zitting op 18 maart 2022, waar de opposanten zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, werd het verzet behandeld. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak zonder zitting was gedaan, wat mogelijk is volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De opposanten voerden aan dat de rechtbank had moeten vaststellen dat verweerder te laat had beslist, en dat dit gevolgen had voor de proceskosten. De verzetrechter concludeerde echter dat de rechtbank in de eerdere uitspraak niet had overwogen dat het beroep te vroeg was ingesteld en dat er geen aanleiding was om anders te oordelen.

De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en handhaafde de eerdere uitspraak. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat niet was gesteld of gebleken dat er schade was geleden door de opposanten. De verzetrechter oordeelde dat de rechtbank niet verplicht was om de zaak op zitting te behandelen, gezien de aard van het verzoek om proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4277 V

uitspraak van 29 maart 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzet van

1. [naam opposant 1]te [plaatsnaam 1]
2. [naam opposant 2]te [plaatsnaam 2]
3. [naam opposant 3]te [plaatsnaam 2]
4. [naam opposant 4]te [plaatsnaam 2]
5. [naam opposant 5]te [plaatsnaam 2]
6. [naam opposant 6] en [naam opposant 7]te [plaatsnaam 2]
7. [naam opposant 8]te [plaatsnaam 2]
8. [naam opposant 9]te [plaatsnaam 2]
9. [naam opposant 10]te [plaatsnaam 2]
10. [naam opposant 11] en [naam opposant 12]te [plaatsnaam 2]
11. dhr en mw [naam opposant 13]te [plaatsnaam 2]
12. dhr en mw [naam opposant 14]te [plaatsnaam 2]
13. [naam opposant 15]te [plaatsnaam 2]
opposanten,
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Opposanten hebben op 5 oktober 2021 per fax beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere (verweerder) op het verzoek tot intrekking van de verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van een hotel op de locatie [adres] 2 te [plaatsnaam 2] .
Bij besluit van 4 oktober 2021, verzonden op 5 oktober 2021, heeft verweerder op het verzoek beslist.
Naar aanleiding hiervan hebben opposanten het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
Bij uitspraak van 21 december 2021 heeft de rechtbank het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen.
Opposanten hebben tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het verzet is ter zitting behandeld in Middelburg op 18 maart 2022. Opposanten hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding in de proceskosten als kennelijk ongegrond afgewezen.
2. In deze verzetzaak dient uitsluitend te worden beoordeeld of de rechtbank in de uitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het verzoek om vergoeding in de proceskosten dient te worden afgewezen.
3. Opposanten voeren tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat tussen partijen niet in geschil is dat verweerder één dag te laat heeft beslist. Volgens opposanten had de rechtbank dit ook moeten vaststellen in de uitspraak, want het is voorstelbaar dat er schade ontstaan zou kunnen zijn door het te laat nemen van het besluit. Opposanten stellen zich daarom op het standpunt dat het beroep niet kennelijk afgedaan had kunnen worden, mede omdat er kosten zijn gemaakt voor het indienen van het beroepschrift. Verder voeren opposanten aan dat de rechtbank niet kan stellen dat het beroepschrift te vroeg of te laat was ingediend.
4. De verzetrechter stelt allereerst vast dat de rechtbank in haar uitspraak van 21 december 2021 niet heeft overwogen dat het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen te vroeg was ingesteld. In tegendeel, de rechtbank heeft in de uitspraak juist overwogen dat op het moment van indienen van het beroepschrift er geen sprake meer was van niet tijdig beslissen op het verzoek door verweerder. Evenmin heeft de rechtbank in haar uitspraak overwogen dat het beroepschrift onredelijk laat was ingediend. De enkele verwijzing naar artikel 6:12, vierde lid, van de Awb is naar het oordeel van de verzetrechter een kennelijke verschrijving.
Voor zover opposanten met hun gronden hebben willen stellen dat de rechtbank op hun verzoek om vergoeding in de proceskosten niet zonder zitting uitspraak had kunnen doen omdat er schade geleden zou kunnen zijn, overweegt de verzetrechter dat in dit geval niet is gesteld of gebleken dat er schade is geleden. Dit lag ook niet in de lijn der verwachting gezien de aard van het verzoek. De verzetrechter is dan ook van oordeel dat de rechtbank niet gehouden was deze zaak op zitting te behandelen vanwege de mogelijkheid dat opposanten om schadevergoeding zouden willen verzoeken.
5. In wat opposanten hebben aangevoerd ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om anders te oordelen dan in de uitspraak van 21 december 2021. Het verzet is ongegrond. Dit betekent dat de uitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, verzetrechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 29 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.