ECLI:NL:RBZWB:2022:1555
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak
Op 29 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van meerdere opposanten tegen een eerdere uitspraak van 21 december 2021. De opposanten hadden op 5 oktober 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, betreffende de intrekking van een omgevingsvergunning voor een hotel. Na het besluit van 4 oktober 2021, dat op 5 oktober 2021 werd verzonden, trokken de opposanten hun beroep in, maar vroegen zij wel om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank wees dit verzoek af, wat leidde tot het verzet van de opposanten.
Tijdens de zitting op 18 maart 2022, waar de opposanten zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, werd het verzet behandeld. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak zonder zitting was gedaan, wat mogelijk is volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De opposanten voerden aan dat de rechtbank had moeten vaststellen dat verweerder te laat had beslist, en dat dit gevolgen had voor de proceskosten. De verzetrechter concludeerde echter dat de rechtbank in de eerdere uitspraak niet had overwogen dat het beroep te vroeg was ingesteld en dat er geen aanleiding was om anders te oordelen.
De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en handhaafde de eerdere uitspraak. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat niet was gesteld of gebleken dat er schade was geleden door de opposanten. De verzetrechter oordeelde dat de rechtbank niet verplicht was om de zaak op zitting te behandelen, gezien de aard van het verzoek om proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.