ECLI:NL:RBZWB:2022:1513

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 798
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van bestuur en geheimhouding van douane-informatie in bestuursrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 maart 2022, in de zaak met zaaknummer BRE 21/798, staat de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) centraal. Eiser heeft een verzoek ingediend om openbaarmaking van documenten met betrekking tot de import en export van (oud) papier en andere materialen. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft dit verzoek deels toegewezen, maar heeft ook documenten geweigerd op basis van geheimhoudingsbepalingen uit de Europese Douanewetgeving. De rechtbank heeft in deze zaak geoordeeld dat de geheimhoudingsbepalingen van artikel 12 van de Verordening (EU) nr. 952/2013, die vertrouwelijke informatie van douaneautoriteiten beschermen, van toepassing zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de documenten die de Staatssecretaris heeft geweigerd openbaar te maken, vertrouwelijke inlichtingen bevatten die onder het beroepsgeheim vallen. Eiser heeft betoogd dat de weigering om bepaalde documenten openbaar te maken niet deugdelijk was gemotiveerd, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris terecht heeft geweigerd openbaarmaking op grond van de DWU. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de Staatssecretaris niet verplicht is om de gevraagde documenten openbaar te maken. De uitspraak benadrukt de voorrang van Europese regelgeving boven nationale wetgeving in het kader van douane-informatie en de toepassing van de Wob.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/798 WOB

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en
de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat(de staatssecretaris), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 20 augustus 2019 (primaire besluit) heeft de staatssecretaris eisers verzoek om openbaarmaking van verschillende documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) deels toegewezen.
In het besluit van 7 januari 2021 (bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit deels gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en bepaalde documenten alsnog openbaar gemaakt.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft bij brief van 4 mei 2012 de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden. Ten aanzien van een aantal stukken heeft de staatssecretaris verzocht om geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij beslissing van 12 mei 2021 heeft de rechtbank bepaald dat beperking van de kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd is. Eiser heeft de rechtbank op 4 juni 2021 toestemming verleend om de stukken waarvan de rechtbank de beperkte kennisneming gerechtvaardigd acht te betrekken in de beoordeling van het beroep.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 10 februari 2022. Hierbij waren aanwezig: eiser en namens de staatssecretaris mr. G.H.H. Bisschoff.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Bij brief van 27 november 2018 heeft eiser aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) verzocht om openbaarmaking van stukken over de periode 2011 tot 27 november 2018 over [naam bedrijf 1] , [naam bedrijf 2] of daaraan gelieerde bedrijven of personen, al dan niet handelend onder de naam [naam bedrijf 1] of [naam bedrijf 2] die verband houden met de import en export van (oud) papier, karton, kunststoffen, huishoudelijk restafval enzovoorts en daarbij behorende verplichtingen, zoals bedoeld in de EVOA (Wob-verzoek).
Tegen het uitblijven van een besluit op dit Wob-verzoek heeft eiser op 11 februari 2019 beroep ingesteld bij deze rechtbank. De rechtbank heeft dat beroep op 17 mei 2019 gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen binnen twee weken alsnog op dat verzoek te beslissen.
Met het primaire besluit heeft de staatssecretaris beslist op eisers Wob-verzoek. De staatssecretaris maakt een aantal documenten openbaar, met uitzondering van bedrijfs- en fabricagegegevens, gegevens die zien op het opsporings- en inspectiebelang en persoonsgegevens. De overige documenten maakt de staatssecretaris niet openbaar.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Op 3 januari 2020 heeft eiser de staatssecretaris in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van een besluit op zijn bezwaar.
Eiser heeft vervolgens tegen het uitblijven van een besluit op zijn bezwaar beroep ingesteld bij deze rechtbank. De rechtbank heeft dat beroep op 19 juni 2020 gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen binnen vier weken alsnog op eisers bezwaar te beslissen.
Bij brief van 7 december 2020 heeft eiser de staatssecretaris weer in gebreke gesteld omdat de staatssecretaris nog steeds niet heeft beslist op zijn bezwaar.
Met het bestreden besluit heeft de staatssecretaris eisers bezwaar tegen het primaire besluit deels gegrond verklaard en alsnog een aantal documenten openbaar gemaakt.
2.
Geschil
Gelet op het bestreden besluit en het verhandelde ter zitting is tussen partijen (uitsluitend nog) in geschil of de staatssecretaris op goede gronden heeft geweigerd de volgende documenten openbaar te maken: 8, 15, 18, 23, 79, 80, 82, 83, 87, 105, 106, 108, 109, 144, 152, 153, 158, 160, 161, 171, 172, 175, 179, 180, 181, 185, 187, 190, 197, 205, 207, 209, 215, 216 en 308. Het gaat om zaaksformulieren en e-mailberichten.
3.
Standpunt van de staatssecretaris
De staatssecretaris weigert primair openbaarmaking van deze documenten op grond van de geheimhoudingsbepaling van artikel 12 van Verordening 952/2013 van het Europees parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (DWU).
Volgens de staatssecretaris zijn deze documenten verstrekt ten behoeve van het toezicht door de Belastingdienst/Douane (Douane) op de in-, uit- en doorvoer van goederen en bevatten deze aangiftegegevens van derden en informatie verkregen uit documenten en douanecontroles. Deze informatie is vertrouwelijk verstrekt dan wel naar zijn aard vertrouwelijke informatie. Deze informatie valt dan ook onder de geheimhoudingsbepaling van artikel 12 van de DWU. De DWU heeft rechtstreekse werking en geniet voorrang boven het nationale recht, zoals de Wob. Hierdoor is de Wob niet van toepassing.
Voor zover de Wob wel van toepassing is weigert de staatssecretaris subsidiair openbaarmaking van de betrokken stukken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wob, in het belang van inspectie, controle en toezicht. De staatssecretaris stelt dat uit de documenten, afzonderlijk maar ook in samenhang bezien, patronen kunnen worden afgeleid en daarmee een beeld kan worden verkregen van de wijze waarop het douanetoezicht op de in-, uit- en doorvoer van goederen plaatsvindt. Openbaarmaking van het controledossier werkt anticiperend gedrag in de hand en zou een ontoelaatbaar risico meebrengen voor de doeltreffendheid van de door de Douane uitgevoerde controles. Openbaarmaking van alle documenten waarin informatie van de Douane is opgenomen dient daarom volgens de staatssecretaris achterwege te blijven.
3.
Beroepsgronden
Eiser stelt dat het integraal weigeren van openbaarmaking van stukken in beginsel niet is toegestaan en de staatssecretaris heeft nagelaten om per document te motiveren waarom openbaarmaking wordt geweigerd. Denkbaar is dat bepaalde gegevens in de documenten niet van vertrouwelijke aard zijn en niet vertrouwelijk zijn verstrekt en dat die informatie dan ook niet onder de geheimhoudingsbepaling van de DWU valt.
Verder stelt eiser dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de betrokkendocumenten in het geheel gaan over de wijze waarop toezicht en controles worden ingezet. Het moet gaan om methoden die redelijkerwijs geheim zouden moeten blijven omdat bedrijven of personen zich er op zouden kunnen voorbereiden waardoor een controle wordt bemoeilijkt of minder effectief wordt. Het gaat niet om methoden die van algemene bekendheid zijn, zoals het openen of leeghalen van een container, het aangaan van gesprekken met betrokkenen, het nemen van foto’s en monsters, het opmaken van een proces-verbaal en het retourneren van foutief geïmporteerde of geëxporteerde (afval)stoffen.
4.
Wettelijk kader
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Oordeel van de rechtbank
5.1
De rechtbank stelt voorop dat de DWU rechtstreekse werking heeft binnen de Nederlandse rechtsorde en voorrang geniet boven het nationale recht, zoals de Wob. Als de geheimhoudingsbepaling van artikel 12 van de DWU van toepassing is, kan er geen sprake zijn van toepassing van de Wob
.Zelfs al zou de DWU geen rechtstreekse werking hebben binnen de Nederlandse rechtsorde en daarmee geen voorrang genieten boven de Wob, dan nog zou de Wob niet van toepassing zijn. Via artikel 1:5 van de Algemene douanewet (ADW) is artikel 12 van de DWU namelijk integraal opgenomen in de ADW, een lex specialis ten opzichte van de Wob.
5.2
In artikel 12 van de DWU is onder meer bepaald dat alle door de douaneautoriteiten bij de uitoefening van hun taken verkregen inlichtingen die van vertrouwelijke aard zijn of die als vertrouwelijk zijn verstrekt, onder het beroepsgeheim vallen.
De rechtbank legt dit artikel zo uit dat het gaat om inlichtingen in de brede zin van het woord, dus informatie die de Douane van derden in de uitoefening van haar taken heeft ontvangen maar ook informatie die de Douane in dat kader zelf heeft vergaard. De rechtbank vindt voor deze uitleg aanknopingspunten in de Engelse en Franse vertaling van de DWU, waarin in artikel 12 het woord ‘information’ wordt gebruikt en er verder geen aanwijzingen zijn dat ‘information’ in beperkte zin moet worden uitgelegd.
5.3
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennisgenomen van de zaaksformulieren en e-mailberichten die de staatssecretaris aan haar vertrouwelijk heeft overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank bevatten deze documenten inlichtingen in de zin van artikel 12 van de DWU. De rechtbank gaat ervan uit dat die inlichtingen vertrouwelijk van aard zijn of vertrouwelijk verstrekt. Deze vallen daarom onder het beroepsgeheim van de DWU.
5.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris dan ook terecht openbaarmaking van de betrokken zaaksformulieren en e-mailberichten op grond van artikel 12 van de DWU geweigerd. Omdat de DWU van toepassing is, is toepassing van de Wob niet aan de orde. De rechtbank komt daarom niet toe aan bespreking van het subsidiaire standpunt van de staatssecretaris.
6.
Conclusie
Het beroep is ongegrond.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 24 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage: Wettelijk kader

VERORDENING (EU) NR. 952/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD VAN 9 OKTOBER 2013 TOT VASTSTELLING VAN HET DOUANEWETBOEK VAN DE UNIE
Artikel 5
In dit wetboek wordt verstaan onder:
3) "douanecontroles": door de douaneautoriteiten verrichte specifieke handelingen voor het waarborgen van de naleving van de douanewetgeving en andere wetgeving betreffende het binnenbrengen, het uitgaan, de doorvoer, het overbrengen, de opslag en de bijzondere bestemming van goederen die tussen het douanegebied van de Unie en landen of gebieden daarbuiten worden vervoerd, en betreffende de aanwezigheid en het verkeer binnen het douanegebied van de Unie van niet-Uniegoederen en goederen die onder de regeling bijzondere bestemming zijn geplaatst
27) "douanetoezicht": de activiteiten die door de douaneautoriteiten in het algemeen worden ontplooid teneinde te zorgen voor de naleving van de douanewetgeving en, in voorkomend geval, van de andere bepalingen die op goederen onder douanetoezicht van toepassing zijn
Artikel 12
1. Alle door de douaneautoriteiten bij de uitoefening van hun taken verkregen inlichtingen die van vertrouwelijke aard is of die als vertrouwelijk is verstrekt, valt onder het beroepsgeheim. Zij wordt, behalve overeenkomstig artikel 47, lid 2, door de bevoegde autoriteiten niet bekendgemaakt zonder uitdrukkelijke toestemming van de persoon of de autoriteit die ze heeft verstrekt.
Deze inlichtingen mogen evenwel zonder toestemming worden bekendgemaakt indien de douaneautoriteiten daartoe overeenkomstig de geldende bepalingen, met name inzake gegevensbescherming, of in het kader van gerechtelijke procedures gehouden of gemachtigd zijn.
2. Vertrouwelijke informatie bedoeld in lid 1 mag worden verstrekt aan de douaneautoriteiten en andere bevoegde autoriteiten van landen of gebieden buiten het douanegebied van de Unie ten behoeve van de douanesamenwerking met die landen of gebieden in het kader van een internationale overeenkomst of Uniewetgeving op het gebied van het gemeenschappelijk handelsbeleid.
3. Bij het bekendmaken of mededelen van inlichtingen als bedoeld in de leden 1 en 2 wordt een adequaat niveau van gegevensbescherming gegarandeerd en worden de geldende bepalingen inzake gegevensbescherming onverkort in acht genomen.
ALGEMENE DOUANEWET
Artikel 1:1
1. De bepalingen bij of krachtens deze wet vormen de nationale bepalingen ter uitvoering van:
a. het Douanewetboek van de Unie, de krachtens dat wetboek vastgestelde EU-rechtshandelingen, en
b. Uniewetgeving op andere gebieden als bedoeld in het Douanewetboek van de Unie.
2. De bepalingen bij of krachtens deze wet strekken mede ten behoeve van de nakoming van verplichtingen die voortvloeien uit:
a. interregionaal recht,
b. het Koninkrijk verbindende verdragen en
c. in al hun onderdelen verbindende besluiten van bij zodanige verdragen opgerichte volkenrechtelijke organisaties, voorzover deze verplichtingen betrekking hebben op het douanetoezicht op, dan wel op de douanecontrole van, goederen en het goederenverkeer en voorts onderwerpen betreffen die vallen onder de reikwijdte van een of meer regelingen als bedoeld in de bijlage bij deze wet.
3. De bepalingen bij of krachtens deze wet strekken mede ten behoeve van de nakoming van verplichtingen die voortvloeien uit regelingen van internationaal recht tot het verlenen van wederzijdse administratieve bijstand inzake goederen en goederenverkeer.
4. De bepalingen bij of krachtens deze wet strekken mede tot uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen, voorzover deze betrekking hebben op goederen en goederenverkeer en voorts onderwerpen betreffen die vallen onder de reikwijdte van een of meer regelingen als bedoeld in de bijlage bij deze wet.
5. De bepalingen bij of krachtens deze wet strekken mede ter handhaving van verboden of beperkingen die op goederen bij het binnenbrengen in, onderscheidenlijk verlaten van, het douanegebied van de Unie dan wel de gebieden, bedoeld in artikel 1:2, of bij het plaatsen onder een douaneregeling of wederuitvoer van die goederen van toepassing zijn of zouden zijn bij of krachtens een bindende EU-rechtshandeling of een ander wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage bij deze wet.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen wijzigingen worden aangebracht in de bijlage bij deze wet.
Artikel 1:5
Bij de toepassing van de bepalingen bij of krachtens deze wet ingevolge artikel 1:1, tweede tot en met vijfde lid, zijn de bepalingen van titel I, hoofdstuk 1, de artikelen 12, 14, 15, 22 tot en met 30, 43 tot en met 48, 51, 52 en 55, en de bepalingen van titel II, hoofdstukken 1 en 2, afdeling 1, van het Douanewetboek van de Unie, de bepalingen van titel I, hoofdstuk 1, de artikelen 8 tot en met 18, en de bepalingen van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 1, van de Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie en de bepalingen van titel I, hoofdstuk 1, de artikelen 8, 9, 12 en 15, en de bepalingen van titel II, hoofdstuk 2, afdeling 1, van de Uitvoeringsverordening Douanewetboek van de Unie van overeenkomstige toepassing.
Artikel 1:33
1. Onze Ministers, openbare lichamen en rechtspersonen die bij of krachtens een bijzondere wet rechtspersoonlijkheid hebben verkregen, de onder hen ressorterende instellingen en diensten, alsmede personen die hoofdzakelijk uitvoering geven aan het beleid van het Rijk, verschaffen kosteloos, mondeling, schriftelijk of op andere wijze – zulks ter keuze van de inspecteur –, de gegevens en inlichtingen, die hun door de inspecteur worden gevraagd voor de uitvoering van het bepaalde bij of krachtens de in artikel 1:1 bedoelde regelingen dan wel voor de uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
2. Onze Minister van Financiën kan, op verzoek, ontheffing verlenen van de in het eerste lid omschreven verplichting.
3. De inspecteur verstrekt kosteloos mondeling, schriftelijk of op andere wijze – zulks ter keuze van de inspecteur – de gegevens en inlichtingen aan Onze Ministers, openbare lichamen en rechtspersonen die bij of krachtens een bijzondere wet rechtspersoonlijkheid hebben verkregen, de onder hen ressorterende instellingen en diensten, alsmede personen die hoofdzakelijk uitvoering geven aan het beleid van het Rijk voorzover deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde bij of krachtens de in artikel 1:1 bedoelde regelingen dan wel voor de uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
4. De inspecteur verstrekt kosteloos mondeling, schriftelijk of op andere wijze – zulks ter keuze van de inspecteur – de gegevens en inlichtingen aan de douaneautoriteiten van de lidstaten of de Europese Commissie, bedoeld in de artikelen 12 en 47, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie.
5. In afwijking in zoverre van artikel 1:2 verstrekt de inspecteur kosteloos mondeling, schriftelijk of op andere wijze – zulks ter keuze van de inspecteur – de gegevens en inlichtingen aan de ambtenaar onder wiens leiding de belastingdienst op de BES-eilanden valt, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde bij de wetgeving die geldt op de BES-eilanden en die betrekking heeft op verboden of beperkingen die op goederen bij het binnenbrengen in, onderscheidenlijk verlaten van de BES-eilanden, of die bij het kiezen van een douanebestemming op de BES-eilanden van toepassing zijn.
WET OPENBAARHEID VAN BESTUUR
Artikel 3
1. Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Artikel 10
2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;