ECLI:NL:RBZWB:2022:1499

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 21_548
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing heropeningsverzoek WAO-uitkering door UWV

Op 24 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.M.A. Leijser, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 18 december 2020, waarin haar verzoek tot heropening van de WAO-uitkering werd afgewezen. Eiseres ontving van 29 november 1993 tot 10 februari 2005 een WAO-uitkering, maar deze werd beëindigd. Eiseres heeft in 2016 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, die door het UWV werd opgevat als een verzoek om terug te komen op de beëindiging van de WAO-uitkering. Dit verzoek werd afgewezen.

Eiseres heeft in maart 2020 opnieuw verzocht om heropening van de WAO-uitkering, maar het UWV heeft dit verzoek afgewezen op basis van de conclusie dat er geen nieuwe feiten of toegenomen arbeidsongeschiktheid waren. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 10 februari 2022 gehouden, waarbij eiseres en het UWV vertegenwoordigd waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische beoordeling van eiseres zorgvuldig heeft uitgevoerd en dat er geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die de afwijzing van het heropeningsverzoek zouden kunnen onderbouwen.

De rechtbank concludeert dat het UWV op goede gronden het heropeningsverzoek heeft afgewezen en dat het beroep van eiseres ongegrond is. De rechtbank heeft geen reden gezien om een proceskostenvergoeding toe te kennen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/548 WAO

uitspraak van 24 maart 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. E.M.A. Leijser,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 18 december 2020 (bestreden besluit) van het UWV over de afwijzing van het verzoek tot heropening van haar uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) .
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 10 februari 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als ontpitster bij een aardappelfabriek. Voor dat werk is zij op 30 november 1992 uitgevallen vanwege psychische klachten door haar thuissituatie. Eiseres heeft van 29 november 1993 tot 10 februari 2005 een WAO-uitkering ontvangen, laatstelijk op basis van volledige arbeidsongeschiktheid. Het gemaakte bezwaar en het ingestelde beroep tegen de beëindiging van de WAO-uitkering zijn ongegrond verklaard.
Eiseres heeft op 17 januari 2016 een aanvraag voor een WIA-uitkering vanaf 1 januari 2005 ingediend. Het UWV heeft deze aanvraag opgevat als een verzoek om terug te komen op de beëindiging van de WAO-uitkering. Het verzoek is in het besluit van 21 september 2016 afgewezen. Het bezwaarschrift tegen de afwijzing is niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft het UWV op 21 maart 2020 schriftelijk verzocht om de WAO-uitkering te heropenen vanwege gewijzigde medische omstandigheden. Bij besluit van 13 juli 2020 (primair besluit) heeft het UWV dit verzoek afgewezen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primair besluit. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht het verzoek tot heropening van de WAO-uitkering heeft afgewezen, omdat hij geen nieuwe feiten heeft aangenomen per 1 januari 2005 noch tussen 1 januari 2005 en 10 februari 2005.
Daarnaast is in geschil of het UWV terecht het verzoek tot heropening heeft afgewezen, omdat hij geen toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde oorzaak heeft aangenomen in de periode van 10 februari 2005 tot 10 februari 2010.
Tot slot is in geschil of de afwijzing van het heropeningsverzoek evident onredelijk is.
3.
Wettelijk kader
Arbeidsongeschikt in de zin van de WAO is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken geheel of gedeeltelijk niet in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid te verdienen hetgeen soortgelijke gezonde personen met arbeid gewoonlijk verdienen (artikel 18 van de WAO).
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Op grond van artikel 43a, eerste lid, sub a, van de WAO vindt – bij degene wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering wegens afneming van de arbeidsongeschiktheid is ingetrokken – toekenning van de arbeidsongeschiktheidsuitkering steeds plaats zodra de arbeidsongeschiktheid onafgebroken vier weken heeft geduurd, mits degene binnen vijf jaar na de datum van de intrekking arbeidsongeschikt wordt en deze arbeidsongeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak als die waaruit de arbeidsongeschiktheid ter zake waarvan de ingetrokken uitkering werd genoten.
4.1
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft naar aanleiding van het verzoek tot heropening van de WAO-uitkering van 21 maart 2020 het dossier bestudeerd, inclusief het door eiseres bij het verzoek ingediende huisartsendossier. De verzekeringsarts constateert dat bij het verzoek tot heropening uit 2016 al is geconcludeerd door de verzekeringsarts dat er sinds 2005 geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid van eiseres als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak. De bij het onderhavige verzoek tot heropening ontvangen informatie dateert van vóór 2014. De verzekeringsarts ziet hierin geen nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden.
In bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] het dossier en de in bezwaar door eiseres aangevoerde gronden beoordeeld. De verzekeringsarts b&b ziet bij de volledige heroverweging geen medische argumenten om af te wijken van het primaire oordeel. Uit het ingebrachte huisartsendossier blijken geen nieuwe feiten en omstandigheden die zien op de datum van beëindiging van de WAO-uitkering (10 februari 2005). Het dossier beschrijft onder meer diverse operaties aan het bewegingsapparaat (2014), abdomen (2007) en cardiale controles (2010), controles voor diabetes mellitus en laboratoriumuitslagen.
De verzekeringsarts b&b stelt tevens dat uit het huisartsendossier niet volgt dat er sprake is van toegenomen psychische beperkingen binnen vijf jaar na beëindiging van de WAO-uitkering. Eiseres is na beëindiging van de WAO-uitkering tot september 2010 onder psychologische behandeling gebleven, maar er blijkt niet van een evidente verandering van het medisch beeld ten opzichte van het expertiserapport uit 2004.
Daarnaast stelt de verzekeringsarts b&b dat niet is gebleken van aanwijzingen dat het besluit waarmee de WAO-uitkering is beëindigd, onjuist was.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij de WAO-uitkering ontving voor zowel psychische als fysieke klachten, waarbij in de beoordelingen de nadruk lag op haar psychische gesteldheid. In 2004 heeft zij maag- en knieklachten aangegeven en slapeloosheid. Dit heeft – door de psychische klachten – niet tot een lichamelijk onderzoek geleid. Na beëindiging van de WAO-uitkering zijn de fysieke klachten meer op de voorgrond gekomen. Eiseres is verschillende malen geopereerd aan darmen, knieën en heupen. Ten aanzien van de duuraanspraak is in de beoordeling, voorafgaand aan de beëindiging van de WAO-uitkering, de fysieke gesteldheid onderbelicht gebleven.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek naar de vraag of er sprake is van nieuwe feiten en/of toegenomen beperkingen na de intrekking van de WAO-uitkering op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen [naam verzekeringsarts 1] en [naam verzekeringsarts 2] blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de psychische klachten. De rechtbank constateert dat het UWV in het bestreden besluit het verzoek tot heropening van de WAO-uitkering heeft beoordeeld aan de hand van de vraag of er per datum in geding sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, of er binnen vijf jaar na de beëindiging van de WAO-uitkering sprake is van toegenomen klachten uit dezelfde oorzaak als waarvoor de uitkering werd ontvangen en dat beoordeeld is of de afwijzing van het verzoek tot heropening van de WAO-uitkering evident onjuist is.
Nieuwe feiten en omstandigheden
Eiseres heeft in beroep geen nieuwe informatie overgelegd. Ter zitting is namens eiseres ook erkend dat er dezelfde informatie over 2005 is aangeleverd bij dit verzoek, als bij het eerdere verzoek tot heropening van de WAO-uitkering. De in het dossier opgenomen informatie geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsartsen. De rechtbank ziet in het huisartsendossier evenmin nieuwe feiten en omstandigheden ten tijde van de datum in geding. Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 3] heeft eiseres op 8 juni 2004 en 9 december 2004 – respectievelijk voor en na afronding van het psychiatrisch expertiseonderzoek door professor dr. Colon – ook lichamelijk onderzocht. Uit de rapportage van 9 december 2004 volgt dat eiseres de knie- en rugklachten niet aanvoert, ook niet nadat de verzekeringsarts hier specifiek naar gevraagd heeft. De verzekeringsarts overweegt dat eiseres wellicht enkele gezondheidsproblemen heeft, maar dat deze geen invloed hebben op de belastbaarheid. Dat eiseres zich het lichamelijk onderzoek niet kan herinneren en stelt dat de nadruk destijds lag op haar psychische klachten, doet er niet aan af dat het onderzoek blijkens het rapport van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 3] wel heeft plaatsgevonden. Het UWV heeft op goede gronden geen nieuwe feiten en omstandigheden per datum in geding aangenomen.
Amber
4.4
Voor wat betreft het beroep op artikel 43, eerste lid, sub a, van de WAO (‘Amber’) overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat eiseres de WAO-uitkering enkel uit hoofde van de psychische beperkingen heeft ontvangen. De stelling van eiseres dat zij deze uitkering ook vanwege fysieke beperkingen ontving, vindt geen steun in de beschikbare stukken. De rechtbank wijst in dit verband op het van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 3] van 9 december 2004 waarin staat dat bij lichamelijk onderzoek geen abnormaliteiten (naast het forse overgewicht) worden geconstateerd.
De rechtbank leidt uit het huisartsendossier niet af dat er tussen 10 februari 2005 en 10 februari 2010 sprake is van een zodanige toename van de psychische klachten dat het beeld op basis van het expertise-onderzoek niet meer zou kloppen. De behandeling is overigens in 2010 afgerond, hetgeen het voorstaande bevestigt. Namens eiseres is tijdens de mondelinge behandeling nog verwezen naar de knieklachten vanaf 2009. Nu de WAO-uitkering destijds was toegekend voor de psychische klachten, kunnen de knieklachten niet leiden tot toegenomen klachten uit dezelfde oorzaak als waarvoor de WAO-uitkering destijds is toegekend. Het UWV heeft dan ook op goede gronden het beroep op artikel 43, eerste lid, sub a, van de WAO afgewezen.
Evident onredelijk
4.5
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om de afwijzing van het heropeningsverzoek als evident onredelijk te kwalificeren. Eiseres heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot deze conclusie zouden kunnen leiden.
Conclusie
5. Het UWV heeft op goede gronden het heropeningsverzoek afgewezen. Dat betekent dat het besluit in stand blijft. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden om een proceskostenvergoeding uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 24 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.