Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 24 maart 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Omvang geschil
Wettelijk kader
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 24 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.M.A. Leijser, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 18 december 2020, waarin haar verzoek tot heropening van de WAO-uitkering werd afgewezen. Eiseres ontving van 29 november 1993 tot 10 februari 2005 een WAO-uitkering, maar deze werd beëindigd. Eiseres heeft in 2016 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, die door het UWV werd opgevat als een verzoek om terug te komen op de beëindiging van de WAO-uitkering. Dit verzoek werd afgewezen.
Eiseres heeft in maart 2020 opnieuw verzocht om heropening van de WAO-uitkering, maar het UWV heeft dit verzoek afgewezen op basis van de conclusie dat er geen nieuwe feiten of toegenomen arbeidsongeschiktheid waren. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 10 februari 2022 gehouden, waarbij eiseres en het UWV vertegenwoordigd waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische beoordeling van eiseres zorgvuldig heeft uitgevoerd en dat er geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die de afwijzing van het heropeningsverzoek zouden kunnen onderbouwen.
De rechtbank concludeert dat het UWV op goede gronden het heropeningsverzoek heeft afgewezen en dat het beroep van eiseres ongegrond is. De rechtbank heeft geen reden gezien om een proceskostenvergoeding toe te kennen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.