ECLI:NL:RBZWB:2022:1492

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 20_8688
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van medische beoordeling en arbeidsongeschiktheid

Op 24 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen, welke beslissing is genomen op 21 augustus 2020. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gehouden op 10 februari 2022, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. J.W. van de Wege, en het UWV werd vertegenwoordigd door mr. B. Drossaert.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, die als schoonmaakster werkte, op 22 januari 2018 uitviel door pijnklachten aan het bewegingsapparaat. Na een eerstejaars Ziektewetbeoordeling in 2018, heeft het UWV in 2019 een WIA-uitkering geweigerd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid. De verzekeringsartsen hebben vastgesteld dat eiseres niet aan de criteria voldeed voor volledige arbeidsongeschiktheid, en dat er geen onbenutbare mogelijkheden waren.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar pijnklachten en het gebruik van medicatie, overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hebben gedaan en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) adequaat waren. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierechten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8688 WIA

uitspraak van 24 maart 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.W. van de Wege,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 21 augustus 2020 (bestreden besluit) van het UWV over de weigering een uitkering toe te kennen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 10 februari 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. Drossaert.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiseres is werkzaam geweest als schoonmaakster. Voor dat werk is zij op 22 januari 2018 uitgevallen vanwege pijnklachten aan het bewegingsapparaat.
Eind 2018 heeft een eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) plaatsgevonden. Eiseres is toen gezien door verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] . Deze verzekeringsarts heeft op 19 december 2018 gerapporteerd en een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld.
Bij besluit van 12 december 2019 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per
20 januari 2020 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 20 januari 2020.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Op grond van artikel 2 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (SB) wordt de beoordeling van de arbeids(on)geschiktheid gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en een arbeidsdeskundig onderzoek. Van het arbeidsdeskundig onderzoek kan worden afgezien als uit het verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat betrokkene geen benutbare mogelijkheden heeft. Benutbare mogelijkheden zijn alleen dan niet aanwezig als:
  • betrokkene is opgenomen in een ziekenhuis of in een instelling;
  • betrokkene bedlegerig is;
  • betrokkene voor het uitvoeren van activiteiten van het dagelijks leven dermate afhankelijk is dat hij lichamelijk niet zelfredzaam is; of
  • betrokkene als gevolg van een ernstige psychische stoornis in zijn zelfverzorging, in zijn directe samenlevingsverband alsook in zijn sociale contacten, waaronder zijn werkrelaties, niet of dermate minimaal functioneert dat hij psychisch niet zelfredzaam is.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts ( [naam verzekeringsarts 2] ) heeft eiseres gezien op het spreekuur, haar psychisch en lichamelijk onderzocht en dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts vermeldt de diagnosen somatoforme pijnstoornis, thalassemie en angststoornis. Hij rapporteert dat eiseres is uitgevallen met schouder-, nek- en rugklachten. Zij heeft veel onderzoeken gehad maar er werd geen oorzaak gevonden. Eiseres zou een revalidatietraject gaan volgen maar na twee sessies heeft zij deze zelf beëindigd. Daarna volgde zij massage- en cesartherapie. Van de cesartherapeut kreeg eiseres het advies voor psychische begeleiding. Zij is doorverwezen naar een psycholoog. Er blijkt sprake te zijn van een angststoornis, waarvoor zij onder behandeling is. De lichamelijke klachten van eiseres zijn in de loop der tijd verergerd. Zij ervaart nu dagelijks nek-, schouder-, rug- en hoofdpijn, heeft slaapproblemen, is vermoeid en heeft hyperventilatie. Volgens de verzekeringsarts is eiseres niet volledig arbeidsongeschikt op medische gronden. Zij voldoet namelijk niet aan de criteria om geen benutbare mogelijkheden aan te nemen omdat zij niet is opgenomen, niet bedlegerig is, niet ADL-afhankelijk en er geen sprake is van volledig onvermogen tot functioneren in de zelfverzorgende, gezins- en de sociale rol. De verzekeringsarts stelt dat er sinds de EZWB is gebleken van een forse angststoornis, waarvoor eiseres wordt behandeld. Bij de EZWB zijn forse fysieke beperkingen aangenomen, als somatoforme klachten. Volgens de verzekeringsarts zijn die klachten nu niet meer aan de orde. Bij onderzoek vindt hij soepele bewegingen en geen duidelijke bewegingsafwijkingen. Uit het dagverhaal blijkt dat eiseres in staat is om lichte taken uit te voeren. Er bestaat dus een discrepantie tussen enerzijds de klachten die eiseres uit en anderzijds de bevindingen bij lichamelijk onderzoek en uit het dagverhaal. De verzekeringsarts stelt vast dat er geen grote fysieke bewegingsbeperkingen zijn. Het aannemen van forse beperkingen zou ook anti-revaliderend werken. De verzekeringsarts neemt daarom lichtere beperkingen aan. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van 19 november 2019.
De verzekeringsarts heeft nadien medische informatie van psycholoog [naam psycholoog] van
17 december 2019 ontvangen. Volgens de verzekeringsarts werden door hem al voldoende beperkingen aangenomen. Omdat er nog onduidelijkheid is over welke behandeling eiseres gaat volgen kunnen er geen aanvullende beperkingen aangenomen worden. De verzekeringsarts stelt daarom dat de FML onveranderd van toepassing is.
De verzekeringsarts b&b ( [naam verzekeringsarts 3] ) heeft het dossier bestudeerd en medische informatie van psychiater [naam psychiater] van 28 november 2019 en 3 juli 2020 in zijn onderzoek betrokken. De verzekeringsarts b&b ziet geen reden om tot een ander oordeel te komen dan de primaire verzekeringsarts. Door de primaire verzekeringsarts is aangegeven dat eiseres bekend is met een somatoforme pijnstoornis, thalassemie en een angststoornis. Deze diagnoses sluiten aan bij wat bekend is over eiseres en zijn in lijn met de in bezwaar aangeleverde medische informatie. De angststoornis is door de behandelend psychiater inmiddels nader gespecificeerd als een GAS/PTSS-beeld. De verzekeringsarts b&b acht net als de primaire verzekeringsarts geen volledige arbeidsongeschiktheid in medische zin aan de orde. Verder stelt de verzekeringsarts b&b dat eiseres vanuit de angstproblematiek beperkt is voor mentaal sterk stresserende activiteiten. Met het oog op herstel dient zij ook op energetisch vlak niet te zwaar belast te worden. Mede vanwege het suboptimale slapen dient eiseres in de gelegenheid te zijn een vast dagritme aan te kunnen houden met in de avond en nacht tijd voor rust en recuperatie. Het gegeven dat er voor de angststoornis een exactere diagnose bekend is (GAS/PTSS) leidt volgens de verzekeringsarts b&b op zichzelf niet tot het duiden van sterkere beperkingen op dit vlak. De geduide beperkingen worden, ook nu de specificering bekend is, adequaat geacht. Vanuit de door eiseres ervaren pijnklachten aan het bewegingsapparaat, en met de kennis dat er geen grotere somatische pathologie speelt op dit vlak, is zij uit voorzorg licht beperkt te achten op fysiek vlak. De door de primaire arts gestelde beperkingen acht de verzekeringsarts b&b navolgbaar en hij ziet geen reden om hiervan af te wijken. Het betreft flinke beperkingen die passen bij de onderzoeksbevindingen. Bij dit type pathologie is het enerzijds van belang een medische verslechtering van de medische situatie door structurele overbelasting (mentaal dan wel fysiek) te voorkomen. Anderzijds is het ook van belang om bij deze problematiek actief te blijven en onderbelasting te voorkomen. Bij onderbelasting zal de drempel om weer zaken te ondernemen kunnen verhogen door toename van angsten en de conditie af kunnen nemen met juist hierdoor weer een toename van ervaren pijnklachten bij belasting.
In beroep heeft de verzekeringsarts b&b gereageerd op de beroepsgronden en de overgelegde medische informatie. De verzekeringsarts b&b ziet daarin geen aanleiding voor wijziging van het standpunt. Bekend is dat eiseres bekend is met een somatoforme pijnstoornis, thalassemie en een angststoornis. De overgelegde medische informatie is hiermee niet in tegenspraak. Bij de beoordeling is van voormelde aandoeningen uitgegaan en rekening houdend met de ernst van de problematiek zijn beperkingen vastgesteld. Dat er verdere beperkingen op fysiek en mentaal vlak gesteld zouden moeten worden, zoals eiseres stelt, volgt de verzekeringsarts b&b niet. De vastgestelde beperkingen zijn passend en voor andere of meer beperkingen bestaat geen onderbouwing. De vraag of de in het kader van de Ziektewet (ZW) vastgestelde beperkingen correct waren is niet relevant. Daarnaast gelden er voor wat betreft de ZW-beoordeling deels andere criteria. Voorts stelt de verzekeringsarts b&b uit de informatie van de huisarts en de psychiater niet blijkt dat er geen verbetering is opgetreden. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat forsere beperkingen gesteld hadden moeten worden vanwege ervaren pijn stelt de verzekeringsarts b&b dat beperkingen worden toegekend op basis van aanwezige medisch objectiveerbare pathologie en ernst daarvan. Pijn an sich leidt niet rechtstreeks tot het stellen van beperkingen. Met betrekking tot het gebruik van Citalopram stelt de verzekeringsarts b&b dat dat een categorie 1 medicament is en dat geneesmiddelen uit deze categorie weinig negatieve invloed op de rijvaardigheid hebben. Slechts in de eerste dagen kunnen bijwerkingen optreden en is het advies geen voertuig te besturen. Op datum in geding was de gewenningsperiode al gepasseerd. Daarnaast zijn er, in de informatie van psychiater [naam psychiater] van 3 juli 2020, aanwijzingen dat eiseres Citalopram toen al niet meer gebruikte. Een beperking op beroepsmatig vervoer dan wel het werken met gevaarlijke machines is volgens de verzekeringsarts b&b dan ook niet meer aan de orde.
4.2
Medische beroepsgronden
Eiseres heeft aangevoerd dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Haar belastbaarheid is niet juist vastgesteld. Er is onvoldoende rekening gehouden met haar pijnklachten, de sufheid door de pijnstillers en haar concentratieproblemen.
Ten tijde van de EZWB zijn er uitgebreide fysieke beperkingen vastgesteld op basis van de somatoforme pijnstoornis. Nu zijn die beperkingen bijgesteld. Volgens eiseres is onjuist dat haar somatoforme klachten minder zijn geworden sinds de EZWB. Uit de informatie van psychiater [naam psychiater] blijkt dat ook niet. Daaruit blijkt dat eiseres onverminderd pijnklachten ervaart. Dat blijkt ook uit het huisartsenjournaal. Het feit dat later een gegeneraliseerde angststoornis en PTTS zijn geconstateerd maakt niet dat de klachten op het somatische vlak minder zijn geworden. Ook gelet op de beperking op ‘inzicht in eigen kunnen’ die in de huidige FML is gehandhaafd, valt niet in te zien dat van veel lichtere somatische beperkingen uit moet worden gegaan. Verder stelt eiseres dat een beperking op persoonlijk risico zou moeten gelden, vanwege het gebruik van Citalopram per 27 november 2019. Ook zou een beperking op dit item moeten gelden vanwege de paniekaanvallen van eiseres. Hierdoor kan zij niet beroepsmatig autorijden, werken met gevaarlijke machines of in een gevaarzettende omgeving.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een huisartsenjournaal van 23 november 2020 overgelegd.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit de rapportages van de verzekeringsartsen af dat zij op de hoogte waren van de pijnklachten van eiseres en haar psychische klachten. De verzekeringsartsen hebben naar die klachten onderzoek gedaan. De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur, haar psychisch en lichamelijk onderzocht, dossieronderzoek verricht en medische informatie van psycholoog [naam psycholoog] in zijn onderzoek betrokken. Ook de verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek verricht en medische informatie van psychiater [naam psychiater] betrokken. Daarmee is het medisch onderzoek naar het oordeel van de rechtbank zorgvuldig verricht.
Eiseres betwist dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Eiseres stelt volledig arbeidsongeschikt te zijn. In ieder geval zijn volgens haar haar beperkingen als gevolg van haar pijnklachten, de sufheid door de pijnstillers en haar concentratieproblemen niet juist vastgesteld.
Voor zover eiseres heeft gesteld dat zij volledig arbeidsongeschikt is op medische gronden overweegt de rechtbank dat daarvan pas sprake is als er geen benutbare mogelijkheden zijn. De criteria daarvoor zijn vastgelegd in artikel 2 van het SB. Niet is gebleken dat eiseres aan die criteria voldoet. Van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden kan dan ook geen sprake zijn. Het UWV was als gevolg daarvan gehouden om over te gaan tot een arbeidsdeskundig onderzoek.
Met betrekking tot de pijnklachten overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat de verzekeringsartsen een onjuist beeld hadden van de pijnklachten van eiseres. De verzekeringsartsen hebben deze klachten, blijkens hun rapportages, betrokken in hun beoordeling. Dat heeft juist aanleiding gevormd voor het stellen van fysieke beperkingen in de FML.
Ten aanzien van het gebruik van Citalopram heeft de verzekeringsarts b&b gesteld dat bij gebruik van dit middel slechts in de eerste dagen bijwerkingen kunnen optreden en het advies is geen voertuig te besturen. Op datum in geding was de gewenningsperiode al gepasseerd. Daarnaast zijn er, in de informatie van psychiater [naam psychiater] van 3 juli 2020, aanwijzingen dat eiseres Citalopram toen al niet meer gebruikte.
De rechtbank acht deze uitleg van de verzekeringsarts b&b afdoende en voldoende redengevend waarom beperkingen op beroepsmatig autorijden, werken met gevaarlijke machines of in een gevaarzettende omgeving niet (meer) aan de orde zijn.
Ter zitting heeft eiseres gewezen op de informatie van apotheek.nl over het gebruik van Citalopram en de vermelding dat ‘ook depressiviteit of ernstige paniekaanvallen reden kunnen zijn dat u niet mag autorijden. Overleg met uw arts of dat bij u het geval is.’
De rechtbank leest in de informatie van psychiater [naam psychiater] dat er sprake is van onder meer comorbide paniekaanvallen. De rechtbank kan uit die informatie echter niet opmaken dat eiseres met de psychiater overleg heeft gehad over haar paniekaanvallen in combinatie met het gebruik van Citalopram en autorijden. Dat blijkt ook niet uit de informatie van de huisarts. Dat eiseres ten tijde van de datum in geding van haar behandelaars niet mocht autorijden is dan ook niet gebleken. Er is dan ook onvoldoende reden om aan te nemen dat eiseres vanwege paniekaanvallen (nog) beperkt was op beroepsmatig autorijden.
Uit de informatie van psychiater [naam psychiater] of de huisarts blijkt evenmin de door eiseres geclaimde concentratieproblemen. Haar stelling dat met deze klachten door de verzekeringsartsen onvoldoende rekening is gehouden, volgt de rechtbank dan ook niet.
Eiseres heeft verder gesteld dat er ten tijde van de EZWB uitgebreide fysieke beperkingen zijn vastgesteld op basis van de somatoforme pijnstoornis. Nu zijn die beperkingen bijgesteld. Volgens eiseres is onjuist dat haar somatoforme klachten minder zijn geworden sinds de EZWB. Uit de informatie van psychiater [naam psychiater] en de huisarts blijkt dat niet.
De verzekeringsarts erkent dat er bij de EZWB vanwege somatorme klachten forse fysieke beperkingen zijn aangenomen. De verzekeringsarts vindt bij eigen onderzoek echter geen grote fysieke bewegingsbeperkingen, er zijn soepele bewegingen en geen duidelijke bewegingsafwijkingen. Daarnaast blijkt uit het dagverhaal dat eiseres in staat is om lichte taken uit te voeren. Er is derhalve een discrepantie tussen de klachten die eiseres uit en de bevindingen bij lichamelijk onderzoek en uit het dagverhaal. De verzekeringsarts neemt daarom lichtere beperkingen aan. Het aannemen van forse beperkingen zou volgens hem ook anti-revaliderend werken.
De rechtbank acht deze uitleg, waarom bij de huidige WIA-beoordeling minder fysieke beperkingen dan bij de eerdere EZWB zijn aangenomen, overtuigend.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsartsen een onjuist beeld hadden van de belastbaarheid van eiseres en dat in de FML van 19 november 2019 haar beperkingen zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), monteur printplaten (Sbc-code 267051) en besteller post/pakketten (auto) (Sbc-code 282102). De arbeidsdeskundige stelt de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vast op 3,65%.
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) heeft de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies nogmaals beoordeeld op geschiktheid. De arbeidsdeskundige b&b acht de functie productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180) niet beschikt voor eiseres vanwege de vereiste basisvaardigheden begrijpen en lezen Engelse taal. De arbeidsdeskundige b&b legt de volgende functie ten grondslag aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: monteur printplaten (Sbc-code 267051), machinaal metaalbewerker (Sbc-code 264122) en besteller post/pakketten (auto) (Sbc-code 282102). De arbeidsdeskundige b&b stelt de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vast op 31,42%.
5.2
Arbeidskundige beroepsgronden
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. In alle geselecteerde functies komt een signalering op eigen kunnen voor. Als toelichting wordt door de arbeidsdeskundige gegeven dat de functies, ondanks de op de FML aangenomen beperking, toch geschikt zijn, omdat de verzekeringsarts eiseres in staat acht tot het verrichten van passende arbeid conform in de FML vastgestelde belastbaarheid. Deze toelichting is volgens eiseres niet toereikend. In feite stelt de arbeidsdeskundige dat zij voor alles geschikt is mits rekening wordt gehouden met de overige beperkingen.
Daarnaast zijn de geduide functies volgens eiseres ongeschikt omdat er met veel collega’s in dezelfde ruimte moet worden gewerkt, vanwege het veelvuldig klantcontact, het contact met stuifmeelpollen, vanwege de belasting op zien, de fijne motoriek en de nauwkeurigheid en/of vanwege de belasting op persoonlijk risico (snijgevaar en intensieve deelname aan het verkeer).
5.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen aanleiding voor de conclusie dat de hiervoor genoemde functies in medisch opzicht niet passend zijn voor eiseres. Naar haar oordeel hebben de arbeidsdeskundigen inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat zij in het geheel niet in staat is om te werken dan wel dat haar beperkingen zijn onderschat. Zoals reeds overwogen acht de rechtbank die stellingen niet juist.
Met betrekking tot de signalering in de geduide functies op het punt ‘inzicht in eigen kunnen’ heeft het UWV ter zitting gesteld dat de beperking op dit beoordelingspunt in feite geen beperking is. Eiseres is beperkt geacht op inzicht in eigen kunnen, omdat zij meestal de eigen beperkingen ernstig overschat. Met andere woorden zij onderschat wat zij wel kan; zij kan meer dan zij denkt.
De rechtbank kan deze redenering volgen en ziet daarin geen aanleiding de geduide functies ongeschikt te achten voor eiseres.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 20 januari 2020.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden voor een proceskosten-veroordeling. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 24 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.