ECLI:NL:RBZWB:2022:1479

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1872
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de toekenning van een WIA-uitkering. De eiser, een 44-jarige man die als taxichauffeur werkte, had in 2018 te maken gekregen met psychische klachten en was uitgevallen voor zijn werk. Het UWV had in een primair besluit van 1 september 2020 geweigerd om hem een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na bezwaar had het UWV in een bestreden besluit van 15 maart 2021 de bezwaren van de eiser gegrond verklaard en alsnog een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend met ingang van 5 juni 2020.

De rechtbank heeft het procesverloop en de medische onderzoeken van het UWV beoordeeld. De eiser stelde dat zijn beperkingen door het UWV waren onderschat en dat hij niet in staat was de geduide functies te vervullen. De rechtbank oordeelde dat het medische onderzoek van het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de artsen voldoende inzicht hadden in de medische situatie van de eiser. De rechtbank concludeerde dat de UWV-artsen de klachten van de eiser op een objectieve manier hadden gewogen en dat de subjectieve beleving van de eiser niet leidde tot een andere conclusie.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1872 WIA

uitspraak van 30 maart 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. N.A.C. Versteden,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 1 september 2020 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd om aan eiser een uitkering toe te kennen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsver-mogen (WIA) vanaf 5 juni 2020, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is geacht.
In een besluit van 15 maart 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV eisers bezwaren tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Het UWV heeft aan eiser (alsnog) een loongerelateerde WGA-uitkering (LGU) toegekend met ingang van 5 juni 2020.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 3 maart 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV werd vertegenwoordigd door mr. M. Reitsma.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

1.
Eiser is een 44-jarige man die werkzaam is geweest als taxichauffeur voor 40 uur per week. Op 8 juni 2018 is hij uitgevallen voor dit werk wegens psychische klachten. Bij de eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) werd vastgesteld dat hij niet meer dan 65% van het maatmanloon kon verdienen, waardoor hij in aanmerking kwam voor voortzetting van zijn recht op een uitkering op grond van de Ziektewet.
In het primaire besluit heeft het UWV geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen vanaf 5 juni 2020, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is geacht. In het bestreden besluit heeft het UWV eisers bezwaren tegen het primaire besluit gegrond verklaard, en alsnog een LGU-uitkering toegekend aan eiser met ingang van 5 juni 2020.
Eisers standpunt2. Volgens eiser heeft het UWV zijn beperkingen onderschat, en is hij niet in staat de geduide functies te vervullen. Op wat hij aanvoert ter onderbouwing van zijn standpunt wordt – voor zover relevant – in het hiernavolgende ingegaan.
Relevante regelgeving
3. In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Ingevolge artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de WIA wordt de beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
Het medische onderzoek van het UWV
4.1.
Het medische onderzoek van het UWV is verricht door een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van het UWV.
4.2.
UWV-arts [naam arts 1] heeft eiser gezien op het spreekuur van 25 augustus 2020, waar psychisch en (beperkt) lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. De UWV-arts rapporteert dat sprake lijkt te zijn van inconsistentie. Het lijkt alsof bij eiser sprake is van een ernstige psychische stoornis met suïcidedreiging, maar er worden nauwelijks afwijkingen bij het psychisch onderzoek gezien en eisers dagelijkse functioneren is normaal. De informatie van de psycholoog in 2019 liet ook slechts een matig ernstige depressie zien. Bovendien slikt eiser niet de medicatie die je bij een ernstige psychische stoornis zou verwachten. Hieruit volgt volgens de UWV-arts dat niet aannemelijk is dat eiser een ernstige psychische stoornis heeft. Er is wel sprake van een psychische stoornis gezien de recente privégebeurtenissen en een voorgeschiedenis met behandeling bij Mentaal Beter en de GGZ WNB. Daardoor heeft eiser benutbare mogelijkheden met beperkingen voor persoonlijk en sociaal functioneren. Op basis van dit onderzoek bestaat geen reden voor een medische urenbeperking, omdat eiser geen ernstige psychische stoornis heeft en een normaal activiteitenniveau laat zien. Er wordt daarom afgeweken van de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van de EZWB in deze rubriek. Eiser is met name aangewezen op een voorspelbare werksituatie. Hij kan niet flexibel inspelen op sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden of taakinhoud. Eiser is ook aangewezen op een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen, en werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken. Eiser kan een conflict met agressieve of onredelijke mensen uitsluitend in telefonisch of schriftelijk contact hanteren. Zijn beperkingen zijn vastgelegd in een FML van 25 augustus 2020.
4.3.
Verzekeringsarts b&b [naam arts 2] heeft eiser gesproken op een telefonische hoorzitting op 28 januari 2021. Zij heeft eisers dossier bestudeerd, en informatie van (regiebehandelaar) GZ-psycholoog [naam psycholoog] van 23 september 2020 en 28 oktober 2020 betrokken in haar beoordeling. De verzekeringsarts b&b ziet aanleiding om af te wijken van het oordeel van de primaire UWV-arts. Er is sprake van complexe en deels ernstige psychische problematiek. Eiser acht zichzelf arbeidsongeschikt, en zijn herstelgedrag is afwijkend. Hij heeft de voorgestelde behandeling door de GGZ afgewezen, wenst geen medicatie, en volgt (deels) niet de reguliere behandeling. Wegens persoonlijk-heidsproblematiek zal binnenkort een second opinion in de Viersprong volgen. Volgens de verzekeringsarts b&b is geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid. Eiser is niet opgenomen, niet ADL-afhankelijk, en er is geen sprake van volledig onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Er zijn wel meer beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren dan primair werd vastgesteld. Verder is op preventieve gronden een beperkte duurbelastbaarheid aangenomen van rond de vier uur per dag, en rond de twintig uur per week. Eiser kan ook s'nachts niet werken wegens zijn stemmingsstoornis. De prognose is dat de kans op verbetering redelijk tot goed is, en dat de behandeling nog zeker niet is afgerond. De verzekeringsarts b&b heeft eisers aangepaste belastbaarheid opgenomen in een FML van 29 januari 2021.
Het arbeidsdeskundige onderzoek van het UWV
5.1.
Het arbeidsdeskundige onderzoek van het UWV is verricht door een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige b&b.
5.2.
Arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige 1] heeft de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van eisers mate van arbeidsongeschiktheid: Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (Sbc-code 111010), Productiemedewerker voedingsmiddelen industrie (Sbc-code 111172) en Inpakker (Sbc-code 111190). Op basis van deze functies concludeert de arbeidsdeskundige tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 19,90%.
5.3.
Arbeidsdeskundige b&b [naam arbeidsdeskundige 2] heeft eiser bij de heroverweging in bezwaar geschikt geacht voor de functies van Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), Huishoudelijk medewerker gebouwen (Sbc-code 111334) en
Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (Sbc-code 111010). Op basis van deze functies concludeert hij tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 62,38%.
Was het onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig?
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medische onderzoek van het UWV op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De primaire UWV-arts heeft eiser gezien op een spreekuur van 25 augustus 2020, waar psychisch en (beperkt) lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts b&b heeft eiser gesproken op een telefonische hoorzitting op 28 januari 2021. Zij heeft eisers dossier bestudeerd, en informatie van (regiebehandelaar) GZ-psycholoog [naam psycholoog] betrokken in haar beoordeling. Eisers stelling dat het UWV ten onrechte geen aanvullende informatie heeft opgevraagd bij derden slaagt niet, nu niet aannemelijk is gemaakt dat dit een meerwaarde zou hebben. Gezien het voorgaande beschikten de UWV-artsen over voldoende inzicht in eisers medische situatie. Uit hun rapportages blijkt dat zij op de hoogte waren van eisers klachten, waaronder zijn psychische klachten. Deze hebben zij ook kenbaar betrokken in hun beoordeling. Verder is de uitkomst van het medisch onderzoek voldoende onderbouwd.
Zijn eisers beperkingen onderschat?
7. Eisers stellingen dat de omvang van de preventieve urenbeperking onvoldoende is onderbouwd, en dat hij geen deadlines of productiepieken kan hanteren slagen niet. De verzekeringsarts b&b heeft in een aanvullende rapport van 18 juni 2021 steekhoudend gemotiveerd waarom op de datum in geding van 5 juni 2021 een urenbeperking is aangenomen van maximaal 4 uur per dag en maximaal 20 tot 22 uur per week. Ook is daarin steekhoudend gemotiveerd waarom één productiepiek of deadline per dag mogelijk is. Het UWV heeft ter zitting op dit punt overigens terecht opgemerkt dat productiepieken niet voorkomen in de voor eiser geduide functies, waardoor wat eiser hierover aanvoert sowieso niet kan leiden tot een hoger arbeidsongeschiktheidspercentage. In het aanvullende rapport van de arbeidsdeskundige b&b is verder steekhoudend gemotiveerd waarom eiser geen directe conflicten kan hanteren, maar wel conflicten op afstand. De verzekeringsarts b&b heeft in dit verband opgemerkt dat het telefonisch of schriftelijk hanteren van conflicten veel minder belastend is dat het hanteren van directe (face-to-face) conflicten, zeker als agressie optreedt. Eiser heeft niet middels objectiveerbare (medische) informatie aannemelijk gemaakt dat deze uitleg in zijn geval onhoudbaar is.
8. Eiser wordt ook niet gevolgd in zijn stelling dat hij zware concentratieproblemen heeft, en dat onvoldoende is onderbouwd waarom hij desondanks in staat zou zijn om gedurende een half uur de aandacht vast te houden. De verzekeringsarts b&b heeft in dit verband steekhoudend onderbouwd dat is uitgegaan van de normaalwaarde voor wat betreft het vasthouden van de aandacht, gelet op de aard van eisers psychische problematiek in combinatie met zijn geschetste dagelijks functioneren en presentatie tijdens het beoordelingsgesprek op 25 augustus 2020. Volgens de 'basisinformatie CBBS' en de 'instructie gebruik van de Functionele Mogelijkheden Lijst' bestaat geen reden in eisers geval een beperking voor het vasthouden van de aandacht vast te stellen. Als vuistregel geldt dat een beperking op dit punt niet kan worden vastgesteld als de zelfverzorging en de rol in het samenlevingsverband normaal is. Verder is een andere belangrijke indicatie een adequate deelname aan het beoordelingsgesprek. De verzekeringsarts b&b heeft wel reden gezien om specifieke voorwaarden te stellen bij het persoonlijk en sociaal functioneren in arbeid. Eiser heeft niet met medische informatie die betrekking heeft op de datum in geding onderbouwd waarom deze aanvullende motivering onhoudbaar zou zijn, en dat aanvullende beperkingen hadden moeten worden aangenomen door het UWV.
9. In aanvulling op het voorgaande merkt de rechtbank ten overvloede op dat de enkele omstandigheid dat de UWV-artsen de door eiser ervaren klachten op een andere manier hebben gewogen dan dat hij die ervaart, niet betekent dat hun oordeel onzorgvuldig of onjuist is. De subjectieve beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak immers niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij eiser zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de medisch te objectiveren beperkingen.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 30 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.