ECLI:NL:RBZWB:2022:1460

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3364
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van jeugdhulpkosten door gemeente na afwijzing aanvraag

In deze zaak gaat het om de vergoeding van jeugdhulpkosten door de gemeente Etten-Leur voor de periode van januari 2019 tot en met juni 2019. De ouders van de eiseres, een minderjarig meisje dat na een ongeluk tijdens een gymles jeugdhulp nodig had, hebben een verzoek ingediend bij het college voor vergoeding van de kosten die zij hebben gemaakt voor zorgaanbieder [naam zorgaanbieder]. Het college heeft dit verzoek afgewezen, omdat er volgens hen geen geldige verwijzing voor jeugdhulp bij deze zorgaanbieder was en de zorg niet was opgenomen in het advies van Veilig Thuis. De ouders hebben hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 10 februari 2022 is het beroep besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders zelf hebben gekozen om de zorg bij [naam zorgaanbieder] voort te zetten, ondanks dat er geen goedgekeurd vervolgarrangement of verwijzing van het college was. De rechtbank oordeelt dat deze keuze financieel voor rekening en risico van de ouders komt. Het college heeft terecht het verzoek om vergoeding afgewezen, omdat er geen indicatie was afgegeven voor de zorg door [naam zorgaanbieder] in de betreffende periode. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3364 WET

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] te [plaatsnaam] , eiseres,

wettelijk vertegenwoordigers: [naam wettelijke vertegenwoordiger 1] en [naam wettelijke vertegenwoordiger 2] (ouders),
gemachtigde: mr. S. Cloosterman,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur (het college),verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 2 juni 2020 (primair besluit) heeft het college het verzoek van de ouders van [naam eiseres] (hierna: de ouders) tot vergoeding van de gemaakte kosten bij zorgaanbieder [naam zorgaanbieder] over de periode van januari 2019 tot en met juni 2019 afgewezen.
In het besluit van 8 juli 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van de ouders tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
De ouders hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 10 februari 2022. Hierbij waren aanwezig de gemachtigde van [naam eiseres] en haar ouders. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.C.M. van Heusden en mr. M.L.B. Spruijt.

Feiten en omstandigheden

1. [naam eiseres] is geboren op [geboortedatum] . In november 2016 is zij tijdens een gymles op school hard op haar hoofd geraakt met een hockeystick. Daaraan heeft [naam eiseres] diverse lichamelijke en psychische klachten overgehouden.
Naar aanleiding van een verwijzing door de huisarts heeft zorgaanbieder Braincare een verzoek om Jeugdhulp ingediend bij het Centrum voor Jeugd en Gezin van het college. Op 24 juli 2018 heeft het college een arrangement voor jeugdhulp aan [naam eiseres] geaccordeerd. Met ingang van diezelfde datum kreeg [naam eiseres] jeugdhulp van hoofdaannemer Braincare (breintraining) en onderaannemer [naam onderaannemer] (coaching met behulp van paarden).
Op 10 september 2018 hebben partijen met elkaar gesproken over verlenging van de inzet van Braincare en [naam onderaannemer] en over de wens van de ouders om in aanvulling hierop zorgaanbieder [naam zorgaanbieder] in te zetten. Een en ander zou vastgelegd moeten worden in een vervolgarrangement. Psycholoog [naam psycholoog] van [naam zorgaanbieder] heeft hierna op verzoek van de ouders begin november een start gemaakt met de begeleiding van [naam eiseres] . Op 19 november 2018 heeft Braincare echter aangegeven per direct te stoppen met het bieden van jeugdhulp aan [naam eiseres] . Er is geen vervolgarrangement meer opgesteld.
Op 28 november 2018 hebben de ouders het college verzocht om een verwijzing voor de zorgaanbieders die zij wensen in te zetten voor de hulpverlening aan hun dochter, waaronder [naam zorgaanbieder] . Daarop heeft het college in een e-mail van 29 november 2018 aangegeven dat er geen indicatie wordt afgegeven, omdat Veilig Thuis het onderzoek heeft heropend en het daaruit volgende advies wordt afgewacht.
Bij brief van 5 december 2018 heeft Veilig Thuis aan de ouders een advies gegeven over de in te zetten hulpverlening voor [naam eiseres] , te weten een revalidatietraject bij [plaatsnaam 2] in combinatie met systeemtherapie voor het gezin en plaatsing op de Openluchtschool. Per e-mail heeft Veilig Thuis dit advies ook medegedeeld aan het college. Daarbij is verzocht het advies te volgen en geen andere zorg in te zetten.
Op 20 december 2018 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de ouders en medewerkers van Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en Jeugdbescherming Brabant – het zogenaamde ‘KR8 Kollektief’. Het KR8 Kollektief heeft besloten de RvdK te verzoeken een onderzoek in te stellen, omdat sprake is van een impasse waar betrokken partijen niet uitkomen en zodat onderzocht kan worden welke zorg er nodig is voor [naam eiseres] . De RvdK is in januari 2019 gestart en heeft het raadsonderzoek in juli 2019 afgerond.
Op 19 mei 2020 hebben de ouders het college verzocht om een besluit te nemen ten aanzien van de aanvraag van 28 november 2018 voor jeugdhulp van [naam zorgaanbieder] en vergoeding van de gemaakte kosten bij [naam zorgaanbieder] in de periode van januari 2019 tot en met juni 2019.
In het primaire besluit heeft het college het verzoek afgewezen. Volgens het college bestaat er over de periode van januari 2019 tot en met juni 2019 geen recht op jeugdhulp bij [naam zorgaanbieder] , omdat er voor die periode geen geldige verwijzing voor jeugdhulp bij deze zorgaanbieder is. Verder stelt het college dat [naam zorgaanbieder] zorg heeft verleend, terwijl deze zorgaanbieder niet is opgenomen in het advies van Veilig Thuis. Daarom worden ook de gemaakte kosten bij [naam zorgaanbieder] over voormelde periode niet vergoed. De ouders van [naam eiseres] hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.

Beroepsgronden

2. De ouders van [naam eiseres] voeren aan dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is. Het college blijft verantwoordelijk voor het juist indiceren op grond van de Jeugdwet. Zij kan die verantwoordelijkheid niet afschuiven op Veilig Thuis.
Verder stellen zij dat Veilig Thuis onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan. Het college heeft geen onderzoek gedaan naar hoe het advies van Veilig Thuis tot stand gekomen is, zodat niet is voldaan aan de vergewisplicht als bedoeld in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht. Zonder inzage in de stukken van Veilig Thuis kunnen zij de onderbouwing van de afwijzing van hun verzoek door het college niet betwisten. Daarbij komt dat Veilig Thuis het college heeft geadviseerd geen nieuwe zorgaanbieders in te zetten. [naam zorgaanbieder] was echter geen nieuwe zorgaanbieder, omdat zij op basis van mondelinge afspraken met Braincare al gestart was met het bieden van jeugdhulp aan [naam eiseres] .
De ouders stellen dat er een duidelijke zorgbehoefte was en dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom deze zorg niet door [naam zorgaanbieder] verleend kon worden. Zij zijn van mening dat het college zich onvoldoende heeft ingespannen om te zorgen voor passende jeugdhulp aan [naam eiseres] . Dit wordt in hun ogen onvoldoende onderkend.

Wettelijk kader

3. Artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet bepaalt dat indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen treft op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
gezond en veilig op te groeien;
te groeien naar zelfstandigheid, en
voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.

Overwegingen

4. Vooropgesteld dient te worden dat niet in geschil is dat [naam eiseres] in de periode in geding jeugdhulp nodig had. In geschil is of het college de kosten die de ouders in de periode van januari 2019 tot en met juni 2019 hebben gemaakt voor de inzet van [naam zorgaanbieder] dient te vergoeden. Het gaat aldus om een verzoek tot vergoeding (achteraf) van niet-geïndiceerde zorg door [naam zorgaanbieder] . De rechtbank overweegt als volgt.
5. Ter zitting heeft het college toegelicht dat het volledige beschikbare budget voor het op 24 juli 2018 geaccordeerde arrangement is verstrekt en uitbetaald aan hoofdaannemer Braincare (en onderaannemer [naam onderaannemer] ). Om nieuwe financiering voor de benodigde jeugdhulp te kunnen verkrijgen, diende er een vervolgarrangement opgesteld te worden. Partijen waren daarover met elkaar in gesprek. Nadat Braincare op 19 november 2018 abrupt stopte met het bieden van jeugdhulp aan [naam eiseres] is er echter geen vervolgarrangement meer gekomen, zodat er ook geen nieuw budget beschikbaar is gesteld voor de benodigde jeugdhulp.
6. Uit het bij het bezwaarschrift overgelegde evaluatieverslag over de periode november 2018 - april 2019 van [naam betrokkene] blijkt dat [naam eiseres] door haar ouders en Braincare is aangemeld bij [naam zorgaanbieder] om traumabehandeling op te starten. [naam betrokkene] stelt dat mondeling overeengekomen is dat [naam zorgaanbieder] de behandeling zou gaan bieden in onderaannemerschap van Braincare. De afstemming over het contract duurde echter lang. Ondertussen had [naam zorgaanbieder] de behandeling van [naam eiseres] op basis van de mondelinge overeenkomst en wederzijds vertrouwen al opgestart. Binnen twee tot drie weken na het opstarten van de behandeling stopte Braincare met het bieden van jeugdhulp en had [naam zorgaanbieder] formeel niets om de behandeling voort te zetten. [naam betrokkene] geeft aan dat zij vervolgens op nadrukkelijke aanvraag van en in overleg met de ouders van [naam eiseres] de hulp heeft voortgezet. Aangezien er formeel met het college niets afgestemd was over de zorg door [naam zorgaanbieder] , hebben de ouders vervolgens de keuze gemaakt om de zorg van [naam zorgaanbieder] zelf te financieren (de rechtbank begrijpt: vanaf januari 2019). Deze beschrijving van de gang van zaken in het evaluatieverslag van [naam betrokkene] is door de ouders niet betwist.
7. Verder stelt de rechtbank vast dat het college in reactie op het verzoek van 28 november 2018 van de ouders om een verwijzing voor [naam zorgaanbieder] expliciet aan hen heeft medegedeeld dat er in afwachting van het advies van Veilig Thuis geen indicatie wordt afgegeven. In het vervolgens op 5 december 2018 door Veilig Thuis afgegeven advies over de in te zetten jeugdhulp voor [naam eiseres] wordt [naam zorgaanbieder] niet als beoogd zorgaanbieder genoemd. In de periode van januari 2019 tot en met juni 2019 deed de RvdK bovendien nader onderzoek naar welke zorg nodig was voor [naam eiseres] . Op geen enkele wijze is gebleken dat er toezeggingen zijn gedaan over de inzet van [naam zorgaanbieder] in de periode in geding.
8. De ouders van [naam eiseres] hebben er aldus, lopende het onderzoek van de RvdK en terwijl er sprake was van een advies van Veilig Thuis waarin [naam zorgaanbieder] niet werd genoemd, welbewust voor gekozen om zelf de jeugdhulp bij [naam zorgaanbieder] voort te zetten. Zij hebben dit gedaan zonder dat sprake was van een geaccordeerd vervolgarrangement of verwijzing van het college en terwijl er sprake was van een expliciete weigering van het college om een indicatie af te geven gedurende het onderzoek. Naar het oordeel van de rechtbank komt deze keuze van de ouders om zelf zorg in te schakelen, hoewel begrijpelijk, financieel voor hun rekening en risico en is het college onder deze omstandigheden niet gehouden om de kosten van de door [naam zorgaanbieder] geboden jeugdhulp aan [naam eiseres] in de periode van januari 2019 tot en met juni 2019 te vergoeden. Het college heeft het verzoek daartoe dan ook terecht afgewezen. Van een onzorgvuldig onderzoek is de rechtbank niet gebleken.
Gelet op het voorgaande behoeven de door de ouders aangevoerde overige beroepsgronden geen bespreking meer.
9. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
10. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter, en mr. V.M. Schotanus en mr. A.G.J.M. de Weert, leden, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 24 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.