ECLI:NL:RBZWB:2022:1452
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake studiefinanciering
Op 22 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposante tegen een eerdere uitspraak van 22 oktober 2021, waarin haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs, niet-ontvankelijk was verklaard. De opposante had verzet ingesteld omdat zij meende dat er wel degelijk een aanvraag voor studiefinanciering voor het kalenderjaar 2021 was ingediend. De rechtbank heeft in deze verzetzaak geoordeeld dat het beroep terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat verweerder een primair besluit had genomen en er geen sprake was van een uitblijven van een besluit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposante niet had verzocht om een zitting en dat er geen aanleiding was om een zitting te houden. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de opposante alleen beoordeeld in het kader van de vraag of het verzet gegrond was. De opposante voerde aan dat het besluit van 2 juni 2021 enkel betrekking had op het niet toekennen van een dwangsom en dat er niets was besloten over het recht op studiefinanciering voor het jaar 2021. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder op 2 juni 2021 een besluit had genomen naar aanleiding van een ingebrekestelling en dat er geen aanvraag voor studiefinanciering was ingediend.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opposante ten onrechte aanneemt dat een in het verleden ingediende aanvraag automatisch wordt gecontinueerd. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien er tijdig was beslist naar aanleiding van de ingebrekestelling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.