ECLI:NL:RBZWB:2022:1443

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
02/269795-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen woningoverval en bewezenverklaring van poging tot diefstal uit een auto

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1990. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van een woningoverval en poging tot diefstal uit een auto. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 9 maart 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen in de nacht een woningoverval had gepleegd, dan wel had geprobeerd spullen uit een auto te stelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de woningoverval. De officier van justitie baseerde zich op het dna van de verdachte dat was aangetroffen in de auto die bij de overval was buitgemaakt, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende steunbewijs was om de verdachte te veroordelen voor de woningoverval. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers en het dna-onderzoek in overweging genomen, maar concludeerde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als een van de daders van de woningoverval.

Wel heeft de rechtbank de poging tot diefstal uit de auto bewezen verklaard. De verdachte had verklaard dat hij op de dag van de overval in de auto was geweest met de bedoeling om spullen te stelen. De rechtbank oordeelde dat deze verklaring voldoende was om de subsidiair ten laste gelegde poging tot diefstal wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade was ontstaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/269795-21
vonnis van de meervoudige kamer van 23 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
wonende te [adres verdachte]
raadsman: mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 maart 2022, waarbij de officier van justitie mr. C. de Pagter en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen in de nacht een woningoverval heeft gepleegd, dan wel dat hij heeft geprobeerd spullen uit een auto te stelen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde woningoverval in vereniging. Zij baseert zich daarbij met name op de verklaringen van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het dna van verdachte dat is aangetroffen op het stuur en de versnellingspook van de auto die bij de overval is buitgemaakt. De alternatieve verklaring van verdachte voor de aanwezigheid van zijn dna in de auto acht zij ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de primair tenlastegelegde woningoverval in Made. Nu steunbewijs ontbreekt, is het aangetroffen dna daarvoor onvoldoende. Daarnaast heeft verdachte een verklaring gegeven over hoe zijn dna in de auto terecht is gekomen, die niets met het plegen van de overval te maken heeft. Verdachte is - kort samengevat – in Tilburg in de auto gaan zitten met de bedoeling de autoradio en eventuele andere makkelijk te verkopen goederen weg te nemen. Gelet op die verklaring kan het subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Primair woningoverval Made
Op basis van het dossier staat vast dat aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de vroege ochtend van 5 december 2020 in hun woning aan de [adres] te Made op brute wijze door drie mannen zijn overvallen. De overvallers droegen bivakmutsen en ten minste twee van hen droegen zichtbaar een vuurwapen. In eerste instantie zijn de polsen van beide aangevers met tiewraps gebonden. Zij moesten naast hun bed liggen met een deken over hun hoofd en vertellen waar de overvallers geld konden vinden. De overvallers schopten en sloegen [slachtoffer 1] en zij dreigden hem ook in zijn knieën te zullen schieten. Aangever [slachtoffer 2] moest op enig moment naar de logeerkamer gaan en daar gillen om zo voor te wenden dat zij werd mishandeld, waardoor [slachtoffer 1] aan de overvallers de veronderstelde bewaarplaatsen van geld zou prijsgeven. De overvallers zijn waarschijnlijk tussen 06.00 en 06.30 uur binnengekomen en hebben pas geruime tijd later de woning verlaten en daarbij onder andere geld, sleutels en een grijze Suzuki Swift met kenteken [adres] (hierna ook: de auto van aangevers) meegenomen. Daarna kon [slachtoffer 1] zich bevrijden en naar buiten gaan, waar het ongeveer een kwartier duurde voordat een voorbijganger rond 08.00 uur stopte om hulp te bieden. De voor aangevers traumatische overval is niet betwist door de verdediging. Aangevers hebben gevreesd voor hun leven en zij hebben door de overval nog dagelijks last van geestelijke en lichamelijke klachten.
De heftigheid van de overval ontslaat de rechtbank echter niet van de verplichting om vast te stellen of ook wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een van de plegers daarvan was. Naar het oordeel van de rechtbank bevindt zich daarvoor onvoldoende wettig bewijs in het dossier en daarom zal verdachte worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde woningoverval. De rechtbank overweegt in dat verband het volgende.
Na een melding door een getuige op de dag van de overval omstreeks 13.30 uur heeft de politie om 14.07 uur de auto van aangevers met de sleutel in het contact aangetroffen aan de Kalverstraat in het buitengebied van Tilburg. Diverse plekken in de auto zijn bemonsterd, waarbij van het stuur en de versnellingspook samen één monster is genomen. Daarin is het dna van verdachte in een grote hoeveelheid aangetroffen. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij op 5 december 2020 ’s ochtends rond 10.30 uur de auto is ingegaan om de autoradio te stelen. Dat is niet gelukt. Hij heeft ook gekeken of er andere voor hem interessante goederen lagen. Dit verklaart volgens hem de aanwezigheid van zijn dna in de auto. Andere wettige bewijsmiddelen bevat het dossier niet. De officier van justitie heeft de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Zelfs als de rechtbank haar in dat standpunt zou volgen, is niet aan het wettig bewijsminimum voldaan: het dossier bevat immers onvoldoende ander wettig bewijs om medeplegen van deze woningoverval bewezen te verklaren. De rechtbank wijst in dit verband op het volgende.
In de kern kan alleen worden vastgesteld dat op 5 december 2020 voor 8.00 uur de auto van aangevers door de overvallers is meegenomen, dat deze rond 13.30 uur diezelfde dag door een getuige in Tilburg is gezien en dat op het stuur en/of de versnellingspook het dna van verdachte is aangetroffen. Waar de auto zich in de tussentijd bevond of via welke - al dan niet onderbroken - route en op welke tijd de auto uiteindelijk in Tilburg is terecht gekomen en wie zich op welk moment in de auto bevond(en) is niet bekend geworden. Vast staat wel dat niet alleen het dna van verdachte in de bemonstering van het stuur en de versnellingspook is aangetroffen, maar ook het dna van een onbekende derde. Het is onduidelijk gebleven hoe de overvallers in Made zijn gekomen. In de woning van aangevers heeft forensisch onderzoek plaatsgevonden, maar uit het dossier blijkt niet dat dat relevante resultaten c.q. dadersporen zoals vingerafdrukken of dna heeft opgeleverd. De door aangevers gegeven signalementen van de overvallers zijn tamelijk algemeen en lopen uiteen, zodat ook daaraan geen bewijs voor verdachtes betrokkenheid kan worden ontleend. Tot slot biedt het onderzochte berichtenverkeer van en naar de telefoon van verdachte in de uren voor en na de overval evenmin aanwijzingen voor medeplegen van de woningoverval door verdachte.
Subsidiair poging auto-inbraak Tilburg
Zoals hiervoor al weergegeven is in de op 5 december 2020 in Tilburg aangetroffen auto van [slachtoffer 1] het dna van verdachte aangetroffen op een bemonstering van het stuur en de pook. Verdachte heeft ook op zitting verklaard dat hij in Tilburg in die auto is geweest met de bedoeling daaruit spullen weg te nemen. Gelet daarop kan de subsidiair ten laste gelegde poging diefstal uit een auto wettig en overtuigend bewezen worden. De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht. Van de eveneens ten laste gelegde braak, verbreking, inklimming of gebruik van een valse sleutel door verdachte is niet gebleken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
subsidiair
op 5 december 2020 te Tilburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een autoradio en andere goederen van zijn gading (uit een personenauto merk/type Suzuki Swift kenteken [adres] ), die aan J. [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, de onafgesloten personenauto heeft betreden (via de deur aan de bestuurderskant) en plaatsgenomen op de bestuurdersstoel en rondgekeken in die voornoemde personenauto, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4,5 jaren, waarbij zij is uitgegaan van bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde woningoverval.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor het subsidiair tenlastegelegde feit alleen opgemerkt dat de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht ruimschoots de eventueel op te leggen straf voor dat feit overschrijdt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal uit een auto. Uit het uittreksel van zijn justitiële documentatie volgt dat verdachte in het verleden meermaals is veroordeeld voor vermogensdelicten, voor het laatst op 29 april 2016, toen het gerechtshof in Den Bosch verdachte voor een diefstal met geweld gepleegd op 13 oktober 2013 een forse gevangenisstraf van vijf jaar heeft opgelegd. De rechtbank heeft ook acht geslagen op het over verdachte opgestelde, beperkte reclasseringsadvies. Met de reclassering ziet de rechtbank, mede gelet op verdachtes verklaringen bij de politie en ter zitting, een groot risico op herhaling gelet op het ontbreken van een gestructureerde dagbesteding, zijn financiën en het beperkte sociale netwerk. Verdachte moet in ieder geval zijn situatie op deze leefgebieden verbeteren om hem te weerhouden van het plegen van vermogensdelicten.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

7.Het beslag

Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, 0,3 gram hash, is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit ervan is in strijd met de wet.

8.De benadeelde partij

De benadeelde partijen vorderen ieder schadevergoeding voor het primair tenlastegelegde feit. Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 45 en 310 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Poging tot diefstal
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van één maand;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen 0,3 gram hash (G2383855);
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Schouw, voorzitter, mrs. J.C.A.M. Los en
R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 maart 2022.