ECLI:NL:RBZWB:2022:143
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit omgevingsvergunning voor tijdelijke toegangsweg
Op 14 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres, een inwoner van [plaatsnaam 1], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 19 september 2018, waarbij een omgevingsvergunning was verleend aan [naam derde partij] voor het aanleggen en asfalteren van een tijdelijke toegangsweg te [plaatsnaam 1] voor een periode van maximaal vijf jaar. Tijdens de zitting op 14 februari 2020 in Middelburg, waar eiseres in persoon aanwezig was, heeft de derde partij toegezegd dat het gebruik van de [straatnaam] voor bouwverkeer in het eerste kwartaal van 2021 zou stoppen. Verweerder heeft toegezegd de tijdelijke omgevingsvergunning vóór 1 april 2021 in te trekken. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep aangehouden tot uiterlijk 1 april 2021 en aangegeven dat eiseres zou worden verzocht om haar beroep in te trekken na de intrekking van de omgevingsvergunning.
Op 1 juni 2021 heeft verweerder het verzoek van de derde partij om intrekking van de omgevingsvergunning ingewilligd. Eiseres heeft echter aangegeven dat zij een uitspraak op haar beroep wenst, omdat zij meent dat niet is voldaan aan het voorschrift om het tracé in de oude staat te herstellen. Eiseres stelt materiële en immateriële schade te hebben geleden door de tijdelijke werkzaamheden, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet voldoende heeft aangetoond dat deze schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming. De rechtbank concludeert dat eiseres geen rechtens te beschermen belang heeft bij een oordeel over de rechtmatigheid van de ingetrokken omgevingsvergunning en verklaart haar niet-ontvankelijk in haar beroep. Er is geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten.
De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.