ECLI:NL:RBZWB:2022:1429
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft een loongerelateerde uitkering op grond van de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) voor een werkneemster van verzoekster, die als arbeidsongeschikt is beoordeeld. In het primaire besluit van 15 april 2020 werd de uitkering toegekend, maar het bezwaar van verzoekster tegen het bestreden besluit van 10 september 2020 werd ongegrond verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld.
Na een wijziging van het bestreden besluit op 15 november 2021, waarbij werd vastgesteld dat er geen arbeidsdeskundig onderzoek had plaatsgevonden, heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek, waarop verweerder geen bezwaar maakte tegen de proceskostenveroordeling, mits rekening werd gehouden met het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,-. Tevens is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 354,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.