ECLI:NL:RBZWB:2022:1387

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
02-321430-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van het vervoeren van cocaïne wegens onvoldoende bewijs van wetenschap

Op 25 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het vervoeren van 1089 gram cocaïne. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 11 maart 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte op 27 november 2021 samen met een medeverdachte cocaïne had vervoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie meende dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren, maar de verdediging voerde aan dat er geen bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de drugs in de auto. De verdachte ontkende enige kennis van de drugs te hebben en de medeverdachte verklaarde dat de drugs van hem waren.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om aan te nemen dat de verdachte wetenschap had van de drugs in de auto. De omstandigheden en verklaringen in het dossier gaven geen aanleiding om te concluderen dat de verdachte opzettelijk betrokken was bij het vervoeren van de drugs. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Tevens werd op 11 maart 2022 besloten dat de voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/321430-21
vonnis van de meervoudige kamer van 25 maart 2022
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1989 te [Geboorteplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Torentijd te Middelburg,
bijgestaan door zijn raadsman mr. W.B.O. van Soest, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 maart 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 27 november 2021 samen met de medeverdachte ongeveer 1089 gram cocaïne heeft vervoerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van 1089 gram cocaïne. De verklaring van verdachte dat hij geen wetenschap had over de drugs in de auto, acht de officier van justitie ongeloofwaardig. De melding door [Naam] met betrekking tot de woningoverval, de aangetroffen tie wraps bij verdachte en de aangetroffen harddrugs vragen om een verklaring van verdachte. Nu deze verklaring uitblijft, draagt dit bij aan het wettige en overtuigende bewijs voor het medeplegen van het vervoeren van de tenlastegelegde hoeveelheid cocaïne.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, aangezien niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de drugs in de auto. De raadsman heeft tevens ter zitting verzocht de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang op te heffen, vanwege het ontbreken van ernstige bezwaren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 27 november 2021 zat verdachte als bijrijder, naast de medeverdachte, in de auto waarin 1089 gram cocaïne is aangetroffen. Verdachte heeft ontkend dat hij enige wetenschap had van de drugs in de auto. De medeverdachte, ter zitting gehoord als getuige, heeft verklaard dat de drugs van hem waren en dat verdachte hier niets vanaf wist.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om bij verdachte de vereiste wetenschap van de drugs in de auto aan te nemen. Indien uit wordt gegaan van het door de officier van justitie beschreven scenario, namelijk dat verdachte samen met de medeverdachte bij [Naam] binnen is geweest die dag, sluit dit de mogelijkheid niet uit dat de medeverdachte de drugs al voorafgaand aan dit incident in de auto had liggen en dat verdachte vervolgens is ingestapt zonder dat hij hier iets vanaf wist. Dit geldt temeer nu [Naam] enkel heeft verklaard dat de daders van de woningoverval geld wilden en in zijn geheel niet heeft gesproken over drugs. De voornoemde omstandigheden zijn dus niet zonder meer voldoende om te kunnen aannemen dat verdachte het opzettelijk vervoeren van drugs heeft medegepleegd. Verdachte zal van het ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft reeds op 11 maart 2022 beslist dat de voorlopige hechtenis met ingang van die dag werd opgeheven.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse, voorzitter, mr. P. Kooijman en mr. P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 maart 2022.
Mr. Louwerse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.