ECLI:NL:RBZWB:2022:1369
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een omgevingsvergunning voor de huisvesting van seizoenarbeiders op agrarisch perceel
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een erfpachter van een agrarisch perceel, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur. Eiseres had drie woonunits gerealiseerd op haar perceel, waarvan twee bedoeld voor de huisvesting van seizoensarbeiders en één als kantine. De verweerder constateerde dat eiseres geen omgevingsvergunning had voor deze units en bood haar de mogelijkheid om de overtreding te legaliseren door alsnog een vergunning aan te vragen. Eiseres diende op 17 juli 2019 een aanvraag in, die op 23 oktober 2019 werd afgewezen omdat deze in strijd was met het bestemmingsplan. Na bezwaar van eiseres werd op 19 maart 2021 alsnog een omgevingsvergunning verleend, maar deze was beperkt tot vijf jaar. Eiseres stelde dat zij recht had op een vergunning voor tien jaar of onbepaalde tijd en dat de kosten in bezwaar vergoed moesten worden. De rechtbank oordeelde dat eiseres procesbelang had bij de beoordeling van het bestreden besluit, maar verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank concludeerde dat de vergunning voor vijf jaar rechtmatig was verleend en dat de kosten in bezwaar niet vergoed hoefden te worden, omdat de aanvraag onvolledig was en verweerder niet in gebreke was gebleven.