Op 18 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 4 maart 2022, waarbij de officier van justitie, mr. T. Kint, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.C.M. Tönis, werd beschuldigd van het toebrengen van letsel aan het slachtoffer door hem met een vuist in het gezicht te slaan. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 mei 2021 te Zundert het slachtoffer heeft mishandeld. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweerexces, maar de rechtbank verwierp dit beroep. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de confrontatie had opgezocht en dat er geen sprake was van een noodweersituatie. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het slachtoffer had mishandeld, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van zwaar lichamelijk letsel, omdat het letsel niet als zodanig kon worden aangemerkt.
De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 40 uren, met vervangende hechtenis van 20 dagen, en besloot dat de tijd in voorarrest in mindering zou worden gebracht. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, omdat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit binnen de proeftijd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 18 maart 2022.