Op 17 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en verboden wapenbezit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal met geweld, omdat de verklaringen van de aangever inconsistent en onlogisch waren. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de diefstal te bewijzen. De aangever had verklaard dat de verdachte hem € 150 had afgenomen tijdens een fotoshoot, maar de rechtbank vond het verhaal van de verdachte geloofwaardiger. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet de intentie had om geld weg te nemen en dat de aangetroffen biljetten op het parkeerterrein niet voldoende bewijs boden voor de diefstal.
Echter, de rechtbank achtte het verboden wapenbezit wel bewezen. De verdachte had een alarmpistool met munitie in zijn bezit, wat in Nederland strafbaar is. De verdachte had het wapen in België aangeschaft en meegenomen naar Nederland, zonder zich bewust te zijn van de Nederlandse wetgeving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar hield rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een diagnose van ADHD en een stoornis in het autismespectrum. De rechtbank legde een voorwaardelijke geldboete van € 550 op, met een proeftijd van twee jaar, en bepaalde dat de tijd in voorarrest in mindering zou worden gebracht op de geldboete.
De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de diefstal. De rechtbank besloot ook tot onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen wapens.