Op 15 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken van eisers tegen de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De rechtbank behandelde twee beroepen, geregistreerd onder de zaaknummers BRE 20/7986 ANW en BRE 20/7154 ANW, die voortkwamen uit besluiten van de Svb van 16 september 2019. In deze besluiten verleende de Svb eisers ontheffing van de verzekeringsplicht voor de Algemene Nabestaandenwet (ANW) en de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) met ingang van 16 juli 2019, maar wees het verzoek om terugwerkende kracht af. De Svb verklaarde het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk en deed hetzelfde voor het bezwaar van eiser. Eisers stelden dat zij niet eerder ontheffing konden aanvragen vanwege een belastingaanslag en dat zij verkeerd waren geadviseerd door de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat de bezwaartermijn was overschreden en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een verschoonbare termijnoverschrijding rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en er was geen reden voor proceskostenveroordeling.