ECLI:NL:RBZWB:2022:1290

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 22_672 VV wn AWB- 22_673 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluiten tot opleggen van dwangsommen in bestuursrechtelijke procedure

Op 15 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, [naam verzoeker] en [naam verzoekster], zich verzetten tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Deze besluiten, genomen op 23 december 2021, legden verzoekers een dwangsom op om binnen drie maanden de voorgevel van hun pand aan [adres perceel] te herstellen en een koelunit op het dak te verwijderen. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar aangetekend en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat op 10 februari 2022 een omgevingsvergunning is verleend voor de wijziging van de voorgevel en het plaatsen van de koelunit, waardoor de overtredingen feitelijk zijn opgeheven. Echter, de bestreden besluiten zijn niet ingetrokken, wat betekent dat verzoekers na 23 maart 2022 nog steeds dwangsommen kunnen verbeuren. Om onevenredig nadeel voor verzoekers te voorkomen, heeft de voorzieningenrechter besloten de bestreden besluiten te schorsen.

De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de gemeente het door verzoekers betaalde griffierecht van € 184,-- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, in aanwezigheid van griffier mr. P.H.M. Verdonschot, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 22/672 VV en 22/673 VV

uitspraak van 15 maart 2022 van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[naam verzoeker] en [naam verzoekster], te [woonplaats verzoekers], verzoekers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam belanghebbende], te [woonplaats belanghebbende],
gemachtigde: mr. T.N. Bakkes.

Procesverloop

Derde partij heeft op 3 september 2021 aan verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen enkele overtredingen van verzoekers op het perceel [adres perceel] te [plaats perceel].
Dit heeft geleid tot de besluiten van verweerder van 23 december 2021 (bestreden besluiten) waarbij - voor zover hier van belang - verzoekers onder oplegging van een dwangsom zijn gelast om binnen drie maanden de voorgevel van het pand [adres perceel] terug te brengen conform de laatst verleende vergunning en de koelunit op het dak te verwijderen en verwijderd te houden.
Tegen deze besluiten hebben verzoekers een bezwaarschrift ingediend. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2. Bij besluit van 10 februari 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoekers ingewilligd om een omgevingsvergunning te verlenen ter legalisering van het wijzigen van de voorgevel en het plaatsen van de koelunit. Verweerder heeft een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend. Daarmee zijn de beide overtredingen ongedaan gemaakt. Daaraan doet niet af dat de omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk is omdat daartegen nog bezwaar kan worden gemaakt. Echter, de bestreden besluiten zijn niet ingetrokken of herroepen. Dat betekent dat verzoekers na 23 maart 2022 dwangsommen kunnen verbeuren terwijl de geconstateerde overtredingen beëindigd zijn. Ter voorkoming van onevenredig nadeel voor verzoekers zal de voorzieningenrechter de bestreden besluiten daarom schorsen.
3. Omdat de voorzieningenrechter de verzoeken toewijst, dient verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht te vergoeden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst de bestreden besluiten tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op aan elke verzoeker het betaalde griffierecht van € 184,-- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 15 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier G.M.J. Kok, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.