ECLI:NL:RBZWB:2022:1276

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 22_1165 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de afgifte van een briefadres en de niet-ontvankelijkheid van het verzoek om voorlopige voorziening

Op 11 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekers, [naam verzoeker] en [naam verzoekster], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De verzoekers hadden op 19 februari 2022 bezwaar gemaakt tegen de weigering van verweerder om een besluit te nemen op hun verzoek tot afgifte van een briefadres. Tevens vroegen zij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

Volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was een zitting niet nodig. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de Awb een verplichting tot betaling van griffierecht bevat, zoals vastgelegd in artikel 8:82 in samenhang met artikel 8:41 van de Awb. Verzoekers zijn op 24 februari 2022 per aangetekende brief gewezen op deze verplichting en kregen te horen dat het griffierecht uiterlijk binnen twee weken moest worden betaald. Tevens werd hen meegedeeld dat bij niet-tijdige betaling het verzoek niet-ontvankelijk kon worden verklaard.

De voorzieningenrechter constateerde dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was ontvangen, waardoor het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. C.E.M. Marsé, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, en werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1165 BRP VV

uitspraak van 11 maart 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] en [naam verzoekster], te [woonplaats verzoekers], verzoekers,

Gemachtigde: UnitedLegal,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben op 19 februari 2022 bezwaar gemaakt tegen de weigering van verweerder om een besluit te nemen op hun verzoek tot afgifte van een briefadres. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. In de Awb is de verplichting opgenomen tot betaling van griffierecht. Dit vloeit voort uit artikel 8:82 van de Awb, in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.
2. Verzoekers zijn bij aangetekende brief van 24 februari 2022 gewezen op de verplichting tot het betalen van griffierecht. Aan verzoekers is meegedeeld dat het griffierecht uiterlijk binnen twee weken moet worden betaald. Verzoekers zijn er in deze brief tevens op gewezen dat bij niet tijdige betaling het verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
3. De voorzieningenrechter constateert dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen. Het verzoek is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 11 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is buiten staat om deze uitspraak mede te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.