ECLI:NL:RBZWB:2022:1275

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 22_789 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake intrekking en terugvordering uitkering Participatiewet

In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, dat op 24 januari 2022 is genomen. Dit besluit betrof de intrekking en terugvordering van de uitkering van verzoeker op grond van de Participatiewet. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Echter, op 28 februari 2022 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken, waarna verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening ook heeft ingetrokken, maar met het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten.

Verweerder heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten en het griffierecht. De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het verzoekschrift.

De voorzieningenrechter concludeert dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen door het besluit van 28 februari 2022. Daarom wordt verweerder veroordeeld in de door verzoeker gemaakte proceskosten, die zijn vastgesteld op € 759,-. Daarnaast wordt verweerder ook veroordeeld tot vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 11 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/789 PW VV
uitspraak van 11 maart 2022 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. G.J.P.M. Mooren,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 januari 2022 (bestreden besluit) van verweerder inzake de intrekking en terugvordering van zijn uitkering op grond van de Participatiewet. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 28 februari 2022 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken.
Vervolgens heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten en het griffierecht.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit het besluit van 28 februari 2022 dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 759,‑ en wegingsfactor 1).
3. Nu verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen, ziet de voorzieningenrechter hierin aanleiding om verweerder tevens te veroordelen tot vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,-;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 11 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.