ECLI:NL:RBZWB:2022:1274

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 20_8048
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 7 juli 2020, waarin de toekenning van een vervolguitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) werd behandeld. Verzoeker was van mening dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 58,36% niet correct was. Op 19 januari 2022 heeft het UWV het eerdere besluit ingetrokken en vastgesteld dat verzoeker per 27 mei 2019 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om een veroordeling van het UWV in de proceskosten, inclusief de kosten van een medische expertise.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, aangezien het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen, het UWV veroordeeld kan worden in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV het griffierecht van € 48,00 aan verzoeker moet vergoeden, maar dat dit niet in de veroordeling hoeft te worden opgenomen, omdat het UWV dit al heeft erkend.

De rechtbank heeft de kosten in beroep vastgesteld op € 759,00 voor de rechtsbijstand en € 2.013,97 voor de medische expertise, wat leidt tot een totaalbedrag van € 2.772,97 dat het UWV aan verzoeker moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter J.E.C. Vriends en is openbaar gemaakt op 11 maart 2022. Verzoeker kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8048 WIA
uitspraak van 11 maart 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 7 juli 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de toekenning per 27 mei 2019 aan verzoeker van een vervolguitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 58,36%.
Bij besluit van 19 januari 2022 heeft het UWV het bestreden besluit ingetrokken en alsnog besloten dat verzoeker per 27 mei 2019 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt wordt geacht in de zin van de WIA.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten, inclusief de kosten van de medische expertise die hij heeft laten uitvoeren. Het UWV heeft in reactie op het verzoek om proceskostenvergoeding laten weten zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 19 januari 2022 dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Daarbij houdt de rechtbank er rekening mee dat het UWV bij het besluit van 19 januari 2022 verzoeker een vergoeding van € 1.082,00 heeft toegekend voor de kosten in bezwaar. De beoordeling van de verzochte proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
De kosten in beroep stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1). Verder stelt de rechtbank de te vergoeden kosten van de door verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] verrichtte medische expertise vast op € 2.013,97. Hiermee komt het totaal van door het UWV aan verzoeker te vergoeden kosten op € 2.772,97.
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,00 aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 2.772,97.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 11 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.