Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De benadeelde partij
[slachtoffer]vordert een schadevergoeding van
€ 10.000,=voor onderhavig feit.
€ 2.500,=,gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering van immateriële schade voor het overige afwijzen.
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
een gevangenisstraf van 182 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaarden:
een taakstraf van 240 uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
[slachtoffer] van € 2.500,=ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
[slachtoffer] , € 2.500,=te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
35 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;