6.3Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting op 28 maart 2021 en een brandstichting op 25 mei 2021 op een afdeling van de [GGZ instelling] Bij de eerste brand bleef het bij wat brandplekken op een badjas. De brand op 25 mei 2021 was een brand met forse rookontwikkeling waardoor het brandalarm afging. Deze brand is gelukkig zonder ernstige gevolgen geweest dankzij het ingrijpen van de leiding van de afdeling. Het had echter erg fout kunnen aflopen omdat de cliënten van de GGZ op de afdeling waar verdachte verbleef op leeftijd zijn en niet mobiel zijn. Dergelijke feiten zijn zeer verontrustend voor de samenleving in het algemeen.
Bij de beoordeling van het feit houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte, haar persoonlijke omstandigheden en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Verdachte heeft zich blijkens haar strafblad op 13 oktober 2020 al eens schuldig gemaakt aan een brandstichting en is recent in hoger beroep veroordeeld door het Gerechtshof tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Hiertegen is volgens de verdediging cassatieberoep ingesteld.
Hoewel deze zaak niet onherroepelijk is, houdt de rechtbank wel rekening met het feit dat verdachte eerder brand heeft gesticht en dat zij in een relatief kort tijdsbestek van negen maanden dus al drie brandstichtingen heeft gepleegd binnen de GGZ-instelling waar zij verbleef.
Vanwege de ernst van de feiten en de vraag welke straf(modaliteit) passend is voor verdachte, zijn er over verdachte rapportages opgemaakt door psychiater [naam 2] op 1 december 2021 en door de reclassering op 24 februari 2022. Ook zijn als deskundigen op de zitting psychiater [naam 2] , alsmede de plaatsingscoördinator DIZ, de heer [naam 3] , mevrouw [medewerker reclassering] , reclasseringswerker bij de reclassering en mevrouw [naam 5] , psycholoog bij de PI in Zwolle en behandelcoördinator van verdachte, gehoord.
Psychiater [naam 2] heeft in zijn rapport van 1 december 2021 aangegeven dat er bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens te beschrijven als een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornissen waren er ter tijde van de gepleegde strafbare feiten. De psychiater acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Er is sprake van een hoge kans op recidive zonder passende behandeling en begeleiding. De psychiater heeft in zijn rapport van 1 december 2021 gesteld dat verdachte een psychiatrisch patiënte is en thuishoort in de reguliere psychiatrie, waar zij ruim 28 jaar heeft verbleven. De weg naar de reguliere GGZ is echter afgesloten omdat de GGZ niet het beveiligingsniveau kan bieden dat nodig is om het gevaar van de gedragingen van verdachte te beteugelen. Voor verdachte moet worden gekeken naar een hoog beveiligde, intramurale omgeving binnen de psychiatrie. Bij voorkeur dient deze afdeling of instelling ook te beschikken over deskundigheid op het gebied van behandeling en begeleiding van autismespectrumstoornissen. De psychiater heeft geadviseerd aan verdachte een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met een zo lang mogelijke proeftijd met als bijzondere voorwaarde dat verdachte wordt geplaatst in een intramurale voorziening voor forensische psychiatrie. De psychiater heeft - op advies van [naam 6] , psychiater en directeur van het centrum senioren van de [GGZ instelling] - als mogelijke passende instellingen genoemd: [GGZ instelling] , alwaar men veel ervaring heeft met de behandeling en begeleiding van autismespectrumstoornissen en met acting-out, de [GGZ instelling] , de [GGZ instelling] en de FPA van [GGZ instelling]
Ter zitting heeft de psychiater zijn standpunt nog verduidelijkt. Hij heeft verklaard dat hij in het contact met de heer [naam 6] heeft gesproken over de mogelijkheid om verdachte binnen de [GGZ instelling] terug te plaatsen, maar dat een hoger, benodigd beveiligingsniveau alleen gewaarborgd kan worden als het CIZ daartoe extra budget wilde vrijmaken om de GGZ extra handen te kunnen bieden. Het CIZ had deze aanvraag voor extra budget afgewezen.
Naar de mening van de psychiater, dit alles overwegend, is plaatsing binnen een FPA of FPK het meest passend, vanwege het daar aanwezige hoge beveiligingsniveau dat nodig is.
De heer [naam 3] heeft ter zitting betoogd dat verdachte lastig plaatsbaar is bij een FPA. Redengevend noemt hij het feit dat de meeste cliënten in de forensische zorg mannen zijn die veel jonger zijn, dat een groep op een FPA uit ongeveer twaalf personen bestaat, dat verdachte lastig in een groep met twaalf personen kan functioneren en dat een groep met een veel jongere populatie en vooral bestaand uit mannen, dan helemaal niet passend is voor verdachte. Het risico bestaat dat zij opnieuw zal recidiveren. FPA Reinier van Arkel heeft verdachte reeds afgewezen. De heer [naam 3] is van mening dat behandeling in de reguliere GGZ het meest passend is.
De reclassering heeft zich in haar advies van 24 februari 2022 op het standpunt gesteld dat, gelet op de leeftijd en de problematiek bij verdachte, er geen sprake meer is van leerbaarheid en daardoor gedragsverandering en adviseert om die reden een onvoorwaardelijke detentie. Ter zitting heeft reclasseringswerker [medewerker reclassering] gesteld dat tijdens de onvoorwaardelijke detentie verdachte alsnog kan worden aangemeld in een reguliere GGZ. Desgevraagd heeft de reclasseringswerker aangegeven dat de reclassering wel uitvoering kan geven aan bijzondere voorwaarden, waaronder plaatsing bij een FPA.
Mevrouw [naam 5] heeft ter zitting aangegeven dat verdachte momenteel binnen de PI Zwolle verblijft op een afdeling met gemiddelde zorgintensiteit tussen mannen en vrouwen die jonger zijn dan zij is. In deze groep functioneert verdachte goed. De juiste bejegening van verdachte zorgt ervoor dat het niet escaleert en ze functioneert goed bij een vrij directieve aanpak en als haar grenzen worden gerespecteerd. Zo wil verdachte niet worden aangeraakt en dat gebeurt dan ook niet in de PI. Naar de mening van mevrouw [naam 5] dient verdachte te worden behandeld op een afdeling met een hoog beveiligingsniveau en een hoog zorgniveau, dit laatste omdat verdachte veel somatische klachten heeft.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater ten aanzien van de stoornissen, het recidiverisico en de toerekeningsvatbaarheid van verdachte over. Dat betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte lijdt aan een autismespectrumstoornis en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, dat het recidiverisico hoog is en dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
De rechtbank stelt vast dat de deskundigen over de juiste strafmodaliteit en behandel-mogelijkheden van verdachte van inzicht verschillen. Waar de deskundigen het wel over eens zijn, is dat verdachte thuishoort in een intramurale voorziening waar een hoog beveiligingsniveau is. Gelet op de verklaring van mevrouw [naam 5] die verdachte momenteel begeleidt, is naast een hoog beveiligingsniveau ook een hoge mate van zorgintensiteit nodig.
De rechtbank neemt deze bevindingen over. De rechtbank neemt in deze ook in ogenschouw dat de GGZ tot dusver het beveiligingsniveau niet heeft kunnen halen en dat het CIZ de aanvraag voor budget om dat beveiligingsniveau binnen de GGZ op te schroeven, heeft afgewezen. Daarbij komt dat het nu meermalen is misgegaan met verdachte binnen de GGZ. De rechtbank is van mening dat, maatschappelijk gezien, een hernieuwde plaatsing in een GGZ-instelling niet passend is.
Het grootste bezwaar volgens de heer [naam 3] is dat verdachte moeilijk plaatsbaar is binnen een FPK of FPA vanwege de groepsdynamiek. Daarentegen zegt mevrouw [naam 5] dat functioneren binnen een groep voor verdachte mogelijk is mits zij op de juiste manier bejegend wordt. Gelet hierop acht de rechtbank een opname binnen een FPA, waar zowel een hoog beveiligingsniveau gegarandeerd is als de juiste zorg kan worden geboden, als bijzondere voorwaarde het meest passend. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie passend en zal conform deze eis aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, met als bijzondere voorwaarden dat zij voldoet aan de meldplicht bij de reclassering en dat zij wordt opgenomen bij FPA Reinier van Arkel of een soortgelijke instelling. Gelet op de lange duur van de benodigde behandeling is de door de officier van justitie geëiste proeftijd van 5 jaren passend en geboden.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Zij zal daarom de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.