ECLI:NL:RBZWB:2022:1250

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1167
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen en medische beoordeling

Op 10 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.R. van der Horst, had beroep ingesteld tegen de weigering van het UWV om hem per 1 juni 2020 een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had in een primair besluit van 12 augustus 2020 vastgesteld dat de eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, met een mate van arbeidsongeschiktheid van 27,51%. Dit besluit werd in een bestreden besluit van 24 februari 2021 gehandhaafd, waarop de eiser in beroep ging.

Tijdens de zitting op 2 februari 2022 werd het beroep besproken. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling van de eiser, die onder andere hartfalen en rugklachten had, correct was en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 15 januari 2021 niet onderschat waren. De rechtbank vond geen reden om te twijfelen aan de belastbaarheid die door de verzekeringsartsen was aangenomen.

De rechtbank oordeelde verder dat de functies die aan de eiser waren voorgelegd, medisch passend waren en dat de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid door het UWV correct was. Aangezien de eiser met 27,51% minder dan 35% arbeidsongeschikt was, had het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1167 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. J.R. van der Horst,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 12 augustus 2020 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd eiser per 1 juni 2020 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In het besluit van 24 februari 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 2 februari 2022.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde en mr. M. Reitsma namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser is werkzaam geweest als in- en opbouwmonteur bij een autobedrijf voor 24 uur per week. Voor dat werk is hij op 4 juni 2018 uitgevallen.
Bij het primaire besluit heeft het UWV eiser een WIA-uitkering geweigerd per 1 juni 2020 omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid van 27,51% lager is dan het minimaal vereiste van 35% om voor een uitkering ingevolge de WIA in aanmerking te kunnen komen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 juni 2020 heeft vastgesteld op 27,51% en daarom terecht eiser een WIA-uitkering heeft geweigerd per die datum.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een arts onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De primaire arts heeft onder verantwoordelijkheid van de verzekeringsarts eiser telefonisch gesproken op 1 april 2020, vervolgens gesproken en onderzocht tijdens het spreekuur van 6 juli 2020 en het dossier bestudeerd. Bij eiser is sprake van hartfalen na een hartinfarct op 10 oktober 2018 en dotteren, chronische aspecifieke rugpijn, frozen shoulder, een kromme middelvinger en status na operatie voor liesbreuk beiderzijds.
Er is volgens de primaire arts een werksituatie nodig zonder fysiek verhoogd handelingstempo en zonder verhoogd persoonlijk risico. Verder moet eiser niet blootgesteld worden aan hoge of lage temperaturen, aan dampen/logen/zuren. Ook grove trilbelasting op het algehele lichaam moeten worden vermeden en acht de primaire arts eiser beperkt qua schroefbewegingen met hand en arm, frequent reiken tijdens het werk, buigen, frequent buigen tijdens het werk, duwen/trekken, tillen/dragen, lopen tijdens het werk, trappenlopen, klimmen, staan, staan tijdens het werk, geknield/gehurkt actief zijn, gebogen/getordeerd actief zijn, boven schouderhoogte actief zijn. Voorts moeten lopen en staan worden afgewisseld met zitten.
Wisseldiensten, weekenddiensten en ‘s nachts werken raadt de primaire arts af.
De beperkingen en de belastbaarheid heeft de primaire arts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 8 juli 2020.
4.2
De verzekeringsarts b&b heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd inclusief het bezwaarschrift en de brief van de cardioloog van 11 maart 2019. Voorts heeft zij deelgenomen aan de hoorzitting van 13 januari 2021.
De verzekeringsarts b&b is van mening dat uit de rapportage van de primaire arts blijkt van een zorgvuldig uitgevoerd en uitgebreid onderzoek. Uit de gegevens van de cardioloog blijkt een redelijke pompfunctie van het hart en een redelijk inspanningsvermogen. Er is (cardiologisch) geen reden meer beperkingen vast te stellen. Zij ziet wel reden om in verband met de rugklachten het zitten meer beperkt te achten dan primair vastgesteld, maar niet in de mate als door eiser geclaimd: maximaal één uur aaneen en daarbij zijn ook verzitten, houdingsveranderingen en kort opstaan inbegrepen. De verzekeringsarts b&b ziet geen reden daarnaast nog een urenbeperking vast te stellen, noch uit energetisch, noch uit preventief oogpunt. Er is immers niet een zodanig ernstige aandoening met een stoornis in de energiehuishouding, dat er beduidende recuperatie nodig is, noch een aandoening waarvan bekend is dat ziekteverschijnselen kunnen optreden of verergeren bij een toenemende duurbelasting. Ook is er geen verminderde beschikbaarheid door behandeling.
De verzekeringsarts b&b merkt op dat niet voorbij wordt gegaan aan het feit dat eiser moeilijke tijden heeft doorgemaakt. Het verzekeringsgeneeskundig oordeel over de belastbaarheid moet echter worden gebaseerd op objectief medisch vast te stellen gevolgen van ziekte of gebrek.
De verzekeringsarts b&b heeft de beperkingen en belastbaarheid neergelegd in de FML van 15 januari 2021.
4.3
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV onder verwijzing naar het meegestuurde rapport van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] van 26 april 2021 aangevoerd dat die verzekeringsarts voldoende medische redenen ziet om af te wijken van de opgestelde FML voor de items 1.8.1 (afleiding), 1.8.2 (voorspelbare werksituatie), 1.8.3 (werksituatie zonder veel storingen), 1.8.4 (werk zonder veel deadlines of productie-pieken), 1.8.5 (werk zonder mentaal hoog handelingstempo), 2.8 (omgaan met conflicten), 2.12.1 (werken met klanten) en 2.12.5 (leidinggevende aspecten).
Daarnaast wijst die verzekeringsarts volgens eiser op slechthorendheid, de risicofactor van een plotselinge overgang van temperatuur, het vermijden van de kans op luchtweginfecties, eventuele beperkingen van de hand/vinger en de noodzaak dat eiser zijn been/benen hoog moet kunnen houden bij het zitten.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder ook de klachten volgens verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] tot extra beperkingen in de FML moeten leiden. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. De verzekeringsarts b&b heeft op 18 juni 2021 gereageerd op het rapport van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] . Zij geeft in die rapportage aan dat bij eiser sprake is van stabiel hartfalen met een redelijke pompfunctie van het hart en een redelijk inspanningsvermogen bij ergometrie. Eiser rijdt auto en heeft geen ICD. Negatieve stress kan een risicofactor zijn, maar dat wil volgens de verzekeringsarts b&b niet zeggen dat er altijd beperkingen voor stresserende aspecten van het persoonlijk functioneren vastgesteld moeten worden. Beperkingen van het sociaal functioneren zijn dan ook niet aan de orde bij eiser. Het verzekeringsgeneeskundig oordeel over de belastbaarheid dient te worden gebaseerd op objectief medisch vast te stellen gevolgen van ziekte of gebrek. Eiser gebruikt geen hoortoestellen voor zijn slechte gehoor. Er zijn al beperkingen voor hitte en koude vastgesteld. Dat eiser mogelijk een grotere kans heeft op luchtweginfecties dan anderen, geeft geen aanleiding om een beperking op te nemen in de FML. De middelvinger, die niet helemaal gestrekt kan worden, leidt niet tot relevante beperkingen van hand- en vingergebruik. De gestelde noodzaak van het benen omhoog houden is onvoldoende onderbouwd, omdat het primaire verzekeringsgeneeskundig onderzoek geen perifeer oedeem is vastgesteld. Concluderend geeft de verzekeringsarts b&b aan dat het ingebrachte rapport van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] van 26 april 2021 geen aanleiding geeft het eerder ingenomen medisch standpunt te wijzigen.
Gelet op de zorgvuldige en consistente wijze van motivering heeft de rechtbank geen twijfel aan de conclusie van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 2] .
Daarmee is dus ook niet kunnen blijken dat in de FML van 15 januari 2021 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (Sbc-code 532040), receptionist (Sbc-code 315120) en boekhouder, loonadministrateur (Sbc-code 315040).
5.2
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 7 augustus 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 23 februari 2021
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
Eisers standpunt niet in staat te zijn de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen door de artsen van het UWV zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser met 27,51% minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Nu pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 1 juni 2020.
7.
Conclusie
Het beroep wordt dan ook ongegrond worden verklaard. E is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 10 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.