ECLI:NL:RBZWB:2022:1247

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
BRE 20/5700 en BRE 20/5701
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak met heffingsambtenaar

Op 11 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 20/5700 en BRE 20/5701. De zaak betreft een verzoek van de belanghebbende, gevestigd te [plaats], om de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk te veroordelen in de proceskosten. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De belanghebbende heeft de rechtbank verzocht om een vergoeding van proceskosten in verband met de intrekking van de beroepen betreffende de bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van de panden [adres 1] en [adres 2] te [plaats].

De heffingsambtenaar heeft aangegeven dat proceskosten kunnen worden vergoed op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft de te vergoeden kosten voor juridische bijstand vastgesteld op € 1.079,00. Dit bedrag is berekend op basis van het tarief dat is vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij punten zijn toegekend voor het indienen van het bezwaarschrift, het bijwonen van de hoorzitting en het indienen van het beroepschrift.

Daarnaast heeft de belanghebbende € 354,00 aan griffierecht betaald, maar de wet biedt geen mogelijkheid om de heffingsambtenaar te veroordelen tot het vergoeden van griffierecht. De heffingsambtenaar moet echter wel uit zichzelf dit griffierecht vergoeden, omdat hij aan het beroep tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.079,00. Deze uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 20/5700 en BRE 20/5701
uitspraak van 11 maart 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a in verbinding met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaken tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] ,

belanghebbende,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk ,

de heffingsambtenaar.

Betreft

Het verzoek van belanghebbende op grond van artikel 8:75a van de Awb om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten.

Motivering

Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van proceskosten in verband met de intrekking van de beroepen betreffende de bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van de panden [adres 1] en [adres 2] te [plaats] .
De heffingsambtenaar heeft meegedeeld dat proceskosten kunnen worden vergoed op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank stelt de te vergoeden kosten voor juridische bijstand in de bezwaar- en beroepsfase vast op € 1.079,00. Dit bedrag is gebaseerd op toepassing van het tarief dat is vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde per punt van € 269,00, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 541,00 en een wegingsfactor 1).
Belanghebbende heeft € 354,00 aan griffierecht betaald. De wet biedt niet de mogelijkheid om in deze procedures de heffingsambtenaar te veroordelen tot het vergoeden van griffierecht. De heffingsambtenaar moet dat echter wel uit zichzelf doen, omdat hij aan het beroep tegemoet is gekomen (artikel 8:41, zevende lid, van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende van € 1.079,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 11 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 8:55, derde lid en artikel 8:106, eerste lid Awb).