ECLI:NL:RBZWB:2022:1240

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 20_10392
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewet-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid

Op 8 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering. Eiseres, die als schoonmaakster werkte, was op 19 september 2019 uitgevallen door gewrichtsklachten, rugklachten en oververmoeidheid. Het UWV had haar op 15 april 2020 hersteld verklaard en de ZW-uitkering beëindigd per 17 mei 2020, omdat zij volgens het UWV meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Eiseres ging in beroep tegen dit besluit, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. R.M. Duijn.

Tijdens de zitting op 20 januari 2022 was eiseres aanwezig, maar het UWV verscheen niet. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige rapportages van het UWV beoordeeld, waarin werd geconcludeerd dat eiseres niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De verzekeringsarts had vastgesteld dat eiseres beperkingen had, maar dat zij in staat was om bepaalde functies te vervullen, zoals productiemedewerker en monteur printplaten. Eiseres betwistte de juistheid van deze beoordelingen en voerde aan dat haar klachten niet goed waren meegenomen in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML).

De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen de klachten van eiseres adequaat hadden gewogen en dat de FML een juiste weergave was van haar belastbaarheid. De rechtbank concludeerde dat de door het UWV geselecteerde functies medisch passend waren en dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en bleef de beëindiging van de ZW-uitkering per 17 mei 2020 in stand. De uitspraak werd gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10392 ZW

uitspraak van 8 maart 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. R.M. Duijn,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 3 december 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 20 januari 2022. Het beroep is gelijktijdig behandeld met het beroep van eiseres met zaaknummer 21/1000. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als schoonmaakster. Voor dat werk is zij op 19 september 2019 uitgevallen vanwege gewrichtsklachten, rugklachten en oververmoeidheid.
Aan eiseres is een ZW-uitkering toegekend.
Bij besluit van 15 april 2020 (primair besluit) heeft het UWV in het kader van een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) eiseres hersteld verklaard en de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 17 mei 2020. Volgens het UWV kan eiseres meer dan 65% verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 17 mei 2020.
3.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever, na 52 weken ongeschiktheid tot werken, recht op ziekengeld als hij nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van het vijfde lid wordt onder het maatmaninkomen verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen.
Op grond van artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Voor de beoordelingssystematiek waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige uitvoeringssystematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende verdiencapaciteit (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 8 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2279).
4.
Het medische onderzoek door het UWV
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
De verzekeringsarts heeft het dossier van eiseres bestudeerd en haar telefonisch gehoord. Als diagnose heeft de verzekeringsarts een somatoforme pijnstoornis genoteerd. Volgens de verzekeringsarts zijn de klachten van eiseres plausibel en lijken deze te zijn geluxeerd door werkgerelateerde aspecten. Bij oriënterend onderzoek stelt de verzekeringsarts beperkingen op het mentale en fysieke vlak vast zonder onderliggend somatisch substraat, tekenen van een stemmingsstoornis, aandacht of concentratieproblematiek. Er is geen sprake van ‘geen duurzaam benutbare mogelijkheden’. Dossierstudie, anamnese en telefonisch onderzoek leidt de verzekeringsarts tot de conclusie dat eiseres beperkt wordt geacht voor wat betreft persoonlijk en sociaal functioneren, energetische belasting (zwaar tillen, dragen) en de werktijden.
De verzekeringsarts heeft de belastbaarheid van eiseres vastgelegd in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 7 april 2020.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier van eiseres bestudeerd. Voorts heeft hij eiseres gesproken en lichamelijk onderzocht op het spreekuur. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat uit de medische informatie in de bezwaarprocedure geen nieuwe medische feiten naar voren zijn gekomen. Er is sprake van diffuse klachten van het bewegingsapparaat als gevolg van atrotische veranderingen om de rug en knie. Het advies is bewegen, niet overbelasten en pijnbestrijding. De psychische klachten van eiseres zijn ontstaan door bejegeningsklachten door werkgever en collega’s. De behandeling bestaat uit laagfrequente contacten met de praktijkondersteuner van de huisarts. Er is geen psychomedicatie voorgeschreven. De verzekeringsarts b&b heeft de diagnoses somatoforme pijnstoornis en surmenage genoteerd en komt tot de conclusie dat de verzekeringsarts de klachten van eiseres niet heeft onderschat.
5.
Het arbeidskundige onderzoek door het UWV
De arbeidsdeskundige heeft, rekening houdend met de FML van 7 april 2020, een arbeidsmogelijkhedenlijst opgesteld met voor eiseres geschikte functies. In ieder geval worden geschikt geacht de functies: productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), monteur printplaten (Sbc-code 267051) en inpakker (handmatig) (Sbc-code 111190). Met deze functies kan eiseres 0% minder verdienen dan wat zij zou kunnen verdienen in haar eigen werk als schoonmaakster. Dit betekent dat zij meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen.
6.
Standpunt eiseres in beroep
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de verzekeringsarts haar medische beperkingen niet juist heeft opgenomen. Zij kampt met burn-out klachten als gevolg van een zeer onprettige werksfeer bij haar vorige werkgever. De stress die zij heeft ervaren, heeft geresulteerd in vermoeidheid en slapeloosheid. Naast psychische klachten ervaart eiseres ook fysieke klachten. Ter onderbouwing van haar stelling heeft eiseres informatie van haar huisarts overgelegd. Uit die informatie blijkt dat eiseres kampt met artrose en pijnklachten in haar rug, heup en knieën als gevolg van overbelasting en slijtage. Door de verzekeringsarts zijn weinig beperkingen aangenomen, terwijl eiseres meerdere klachten ervaart. Eiseres is van mening dat de FML geen correcte weerspiegeling is van haar mogelijkheden. Nu de FML niet correct is opgesteld, zijn niet de juiste functies geduid.
7.
Beoordeling van het medische onderzoek van het UWV
De rechtbank overweegt dat uit de rapportages van de verzekeringsarts blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde mentale en fysieke klachten. De verzekeringsartsen hebben beperkingen aangenomen in verband met deze klachten. Zo is eiseres beperkt geacht op de aspecten frequent zware lasten hanteren tijdens het werk en lopen tijdens het werk. Bovendien is een beperking aangenomen voor dynamische handelingen, namelijk dat er geen fysieke piekbelastingen in het werk mogen voorkomen. Ook is in de FML opgenomen dat eiseres is aangewezen op een voorspelbare werksituatie, op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken en op werk dat geen leidinggevende aspecten bevat. Tot slot zijn de werktijden beperkt in die zin dat eiseres niet ’s nachts kan werken. De rechtbank is van oordeel dat met deze beperkingen voldoende recht wordt gedaan aan de medische situatie van eiseres. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd, is door het UWV alsnog bij de beoordeling betrokken. De rechtbank ziet geen aanleiding om de verzekeringsarts b&b niet te volgen in de stelling dat deze informatie geen ander licht schijnt op de eerder vastgestelde belastbaarheid van eiseres, nu de in die informatie genoemde klachten reeds bij de verzekeringsartsen bekend waren en door hen zijn meegewogen bij hun beoordeling van de mogelijkheden van eiseres. Daarbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen dat in het overgelegde huisartsenjournaal als plan/advies in november 2020 staat genoteerd: “uitleg, blijven bewegen, leefstijl” en “uitleg fysiek/mentaal/medisch is het prima om het werkende leven weer op te pakken”.
De enkele omstandigheid dat de verzekeringsartsen de door eiseres ervaren klachten op een andere manier hebben gewogen dan dat eiseres deze ervaart, betekent niet dat hun oordeel onzorgvuldig of onjuist is. De subjectieve beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak immers niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij eiseres zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de medisch te objectiveren beperkingen.
De rechtbank gaat daarom uit van de belastbaarheid van eiseres zoals die is neergelegd in de FML van 7 april 2020.
8.
Geschiktheid voor de functies
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De arbeidsdeskundige heeft inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden in de geduide functies kan verrichten. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 7 heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
9.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Met de inkomsten die eiseres met de voor haar geduide functies zou kunnen verwerven, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat zij op de datum in geding minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat zij tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, bestaat geen aanleiding om deze conclusie onjuist te achten.
Nu pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV terecht de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 17 mei 2020.
10.
Conclusie
Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal het beroep ongegrond worden verklaard.
11.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 8 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.