ECLI:NL:RBZWB:2022:1239

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1000
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ZW-uitkering na hersteldverklaring en medische beoordeling door UWV

Op 8 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en het UWV. Eiseres, die werkzaam was als schoonmaakster, had zich op 19 september 2019 ziekgemeld vanwege gewrichtsklachten, rugklachten en oververmoeidheid. Na een periode van ziekte ontving zij een ZW-uitkering, maar deze werd beëindigd op 17 mei 2020 na een hersteldverklaring door het UWV. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 3 december 2020. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV om haar per 12 augustus 2020 geen nieuwe ZW-uitkering toe te kennen.

De zitting vond plaats op 20 januari 2022, waarbij eiseres aanwezig was met haar gemachtigde, mr. R.M. Duijn. Het UWV was niet verschenen. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, die was gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Beide artsen concludeerden dat de belastbaarheid van eiseres niet was gewijzigd ten opzichte van eerdere beoordelingen en dat zij geschikt werd geacht voor de geduide functies.

Eiseres voerde aan dat haar medische beperkingen niet correct waren opgenomen en dat zij leed aan burn-out klachten door een onprettige werksfeer. De rechtbank oordeelde echter dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de bevindingen van de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat het UWV op goede gronden had geweigerd om eiseres per 12 augustus 2020 een ZW-uitkering toe te kennen. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien het beroep ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1000 ZW

uitspraak van 8 maart 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. R.M. Duijn,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 3 december 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 20 januari 2022. Het beroep is gelijktijdig behandeld met het beroep van eiseres met zaaknummer BRE 20/10392. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als schoonmaakster. Voor dat werk is zij op 19 september 2019 uitgevallen vanwege gewrichtsklachten, rugklachten en oververmoeidheid. Vervolgens is aan eiseres een ZW-uitkering toegekend. Bij besluit van 15 april 2020 heeft het UWV eiseres hersteld verklaard en de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 17 mei 2020. Een door eiseres tegen dit besluit gemaakt bezwaar is bij besluit van 3 december 2020 ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer BRE 20/10392.
Op 12 augustus 2020 heeft eiseres zich weer ziekgemeld.
Bij besluit van 23 september 2020 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd eiseres opnieuw een ZW-uitkering toe te kennen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht geweigerd heeft om eiseres per 12 augustus 2020 (opnieuw) een ZW-uitkering toe te kennen.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft, wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan: de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid (artikel 19, vijfde lid, van de ZW).
Heeft er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt naar vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij die beoordeling.
4.
Het medische onderzoek door het UWV
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
De verzekeringsarts heeft het dossier van eiseres bestudeerd en haar telefonisch gesproken. De conclusie van de verzekeringsarts luidt dat de belastbaarheid van eiseres niet is gewijzigd ten opzichte van de beoordeling in april 2020. Eiseres wordt dan ook onveranderd geschikt geacht voor de in dat kader geduide functies.
Ook de verzekeringsarts b&b heeft het dossier van eiseres bestudeerd. Voorts heeft hij haar gezien op de hoorzitting en eiseres medisch onderzocht. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat uit de medische informatie uit de bezwaarprocedure geen nieuwe medische feiten naar voren zijn gekomen. In de ingebrachte informatie ziet hij geen aanleiding om de door de verzekeringsarts aangegeven stoornissen en klachtencomplexen voor onjuist te houden. Daarmee komt de verzekeringsarts b&b tot de conclusie dat de klachten van eiseres door de verzekeringsarts niet zijn onderschat. Eiseres heeft in de hoorzitting aangegeven dat er geen verandering is opgetreden in haar medische situatie tussen 12 juni 2020 en 12 augustus 2020. De conclusie van de verzekeringsarts b&b luidt dan ook dat de verzekeringsarts op terechte gronden heeft geconcludeerd dat eiseres per 12 augustus 2020 onveranderd geschikt te achten is voor de geduide functies.
5.
Standpunt eiseres in beroep
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de verzekeringsarts b&b haar medische beperkingen niet juist heeft opgenomen. Zij kampt met burn-out klachten als gevolg van een zeer onprettige werksfeer bij haar vorige werkgever. De stress die zij heeft ervaren, heeft geresulteerd in vermoeidheid en slapeloosheid. Naast psychische klachten ervaart eiseres ook fysieke klachten. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft eiseres informatie van haar huisarts overgelegd. Uit die informatie blijkt dat eiseres kampt met artrose en pijnklachten in haar rug, heup en knieën als gevolg van overbelasting en slijtage. Door de verzekeringsarts zijn weinig beperkingen aangenomen, terwijl eiseres meerdere klachten ervaart. Eiseres is van mening dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) geen correcte weerspiegeling is van haar mogelijkheden. Nu de FML niet correct is opgesteld, zijn volgens eiseres niet de juiste functies geduid.
6.
Beoordeling van het medische onderzoek door het UWV
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsarts b&b blijkt dat hij op de hoogte was van de door eiseres gestelde klachten, waaronder artrose en mentale klachten. Verder heeft de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd waarom hij van mening is dat er geen sprake is van een toename van de klachten van eiseres ten opzichte van de eerdere eerstejaarsbeoordeling. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts b&b, temeer niet nu eiseres zelf tijdens de hoorzitting tegenover de verzekeringsarts b&b heeft verklaard dat zij zich met name opnieuw ziek heeft gemeld omdat haar recht op een WW-uitkering eindigde. De door eiseres overgelegde informatie van de huisarts vormt voor de rechtbank geen reden om anders te oordelen, nu deze informatie bekend was bij de verzekeringsarts b&b en door hem is meegenomen bij de beoordeling van de belastbaarheid van eiseres. Daarbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen dat in het overgelegde huisartsenjournaal als plan/advies in november 2020 staat opgenomen “uitleg, blijven bewegen, leefstijl” en “uitleg fysiek/mentaal/medisch is het prima om het werkende leven weer op te pakken”.
7.
Conclusie
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV op goede gronden geweigerd heeft om eiseres per 12 augustus 2020 een ZW-uitkering toe te kennen.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
8.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 8 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.