ECLI:NL:RBZWB:2022:1238

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 20_9862
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek om inlichtingen uit de Basisregistratie Personen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.J. Bronsveld, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, dat op 20 oktober 2020 het bezwaar tegen een eerder besluit van 5 juni 2020 ongegrond heeft verklaard. Het primaire besluit weigerde het college om inlichtingen uit de Basisregistratie Personen (Brp) te verstrekken. Eiser stelde dat de rechtbank in haar procesreglement had aangegeven welke documenten overgelegd moesten worden, en dat het college ten onrechte had geweigerd de gevraagde persoonsgegevens aan hem te verstrekken.

De rechtbank heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Volgens de rechtbank is eiser niet ontvankelijk in zijn beroep, omdat hij niet degene is die het verzoek om informatie heeft ingediend. De rechtbank oordeelde dat alleen mr. J.J. Bronsveld als advocaat belanghebbende is, en dat eiser geen eigen, rechtstreeks bij het besluit betrokken belang heeft. De rechtbank concludeerde dat het college de gevraagde gegevens alleen aan een derde, zoals een advocaat, mag verstrekken, en niet aan de eiser zelf. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat er een proceskostenveroordeling volgde.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9862 AVG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom (het college),verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 5 juni 2020 (primair besluit) heeft het college een verzoek om inlichtingen uit de Basisregistratie Personen (Brp) te verstrekken, afgewezen.
In het besluit van 20 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft het college het tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 20 januari 2022. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger verweerder] .

Overwegingen

1.
Feiten
Op 14 april 2020 heeft advocaat mr. J.J. Bronsveld (hierna: Bronsveld) het college verzocht om een uittreksel uit het persoonsregister waarop (onder meer) de nationaliteit en datum van inschrijving in de gemeentelijke registers van [naam betrokkene] (hierna: [naam betrokkene] ) staan vermeld.
Het college heeft op 18 mei 2020 medegedeeld voornemens te zijn aan dit verzoek geen gevolg te geven.
Bronsveld heeft op 25 mei 2020 een zienswijze ingediend.
Bij het primaire besluit heeft het college besloten de gevraagde persoonsgegevens niet aan Bronsveld te verstrekken.
Tegen dit besluit is bezwaar gemaakt.
2.
Bestreden besluit
Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat niet is aangegeven op grond van welk algemeen verbindend voorschrift (avv) het opvragen van het uittreksel is gebaseerd. Voor het starten van een verzoekschriftprocedure is het niet noodzakelijk om te beschikken over de gevraagde persoonsgegevens, zijnde de nationaliteit en de datum van inschrijving in de gemeentelijke registers van [naam betrokkene] . Alleen de namen en -voor zover bekend- de voornamen en de woonplaats van de belanghebbenden moeten in het verzoekschrift worden vermeld. Indien de rechtbank persoonsgegevens nodig heeft, kan zij zelf de landelijke Basisregistratie personen (Brp) raadplegen om de noodzakelijke gegevens te achterhalen. Dat de procesregeling van de rechtbank wellicht iets anders inhoudt, maakt dit naar de mening van het college niet anders, nu deze procesregeling geen avv is.
3.
Beroepsgronden
Eiser voert tegen het bestreden besluit, kort samengevat, aan dat deze rechtbank in haar procesreglement heeft aangegeven welke documenten dienen te worden overgelegd, zeker als het om een partij gaat waarvan de gegevens voor het overige niet bekend zijn. De rechtbank zou het procesreglement moeten aanpassen of de betreffende informatie moet vanuit de rechtbank worden opgevraagd, aangezien door de advocatuur die gegevens niet overgelegd kunnen worden. Volgens eiser is in dit geval sprake van een onjuiste toepassing van de wettelijke bepalingen nu de wet niet aangeeft dat de verzochte gegevens aan een advocaat niet verstrekt kunnen worden.
4.
Beoordeling
De rechtbank zal allereerst ambtshalve de vraag beantwoorden of eiser ontvankelijk is in beroep.
Op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 8:1 van de Awb, staat tegen een besluit bezwaar en beroep open voor degene die als belanghebbende kan worden aangemerkt.
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb is een belanghebbende degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Vaststaat dat Bronsveld het college om een uittreksel uit het Brp van [naam betrokkene] heeft verzocht en dat zowel het primaire als het bestreden besluit aan Bronsveld zijn gericht. Bronsveld heeft wel zelf bezwaar gemaakt, maar hij heeft vervolgens niet ook zelf beroep ingesteld. Immers, in het verzoek en in het bezwaarschrift geeft Bronsveld weliswaar aan dat eiser zich tot hem wendde met het verzoek “de belangen te willen behartigen”, maar vervolgens schrijft Bronsveld in het verzoek “mag ik u beleefd verzoeken mij toe te zenden” en ook in het bezwaarschrift schrijft Bronsveld consequent in de eerste persoon (“ik wil u er op wijzen… ik mag u verzoeken” etc). Daarbij heeft hij niet aangegeven dat hij deze verzoeken doet als gemachtigde van, of namens eiser.
Eiser is wel zelf in beroep gegaan tegen het bestreden besluit. In het beroepschrift staat immers: “Cliënt kan zich niet verenigen met de beslissing van 20 oktober 2020” en “Ondergetekende is bepaaldelijk gevolmachtigd tot het instellen van dit beroep”. Nu eiser echter niet degene is die het verzoek heeft ingediend en bezwaar heeft gemaakt, staat dit aan ontvankelijkheid van het beroep in de weg. Daarbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat eiser een eigen, rechtstreeks bij het besluit betrokken belang heeft. Hoewel het uittreksel van [naam betrokkene] is opgevraagd in het kader van een door eiser tegen [naam betrokkene] te voeren gerechtelijke procedure, is in deze zaak alleen Bronsveld -uit hoofde van zijn beroep van advocaat- belanghebbende. Op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder a en c, en tweede lid, van de Wet basisregistratie personen (Wet Brp) en bijlage 5 bij het Besluit basisregistratie personen (Besluit Brp) mag het college de gevraagde gegevens verstrekken aan een derde die uit hoofde van ambt of beroep gewoonlijk met gerechtelijke werkzaamheden is belast, zoals een advocaat. Dergelijke gegevens mogen in het kader van de privacy niet aan burgers worden verstrekt. Dit houdt in dat eiser zelf geen uittreksel van [naam betrokkene] kan aanvragen en dat, wanneer door het college wel een uittreksel aan Bronsveld zou zijn verstrekt, eiser dit vervolgens nimmer zou hebben mogen inzien.
5.
Conclusie
Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 8 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.