Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2022 in de zaak tussen
[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Bestreden besluit
Beroepsgronden
Beoordeling
Conclusie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.J. Bronsveld, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, dat op 20 oktober 2020 het bezwaar tegen een eerder besluit van 5 juni 2020 ongegrond heeft verklaard. Het primaire besluit weigerde het college om inlichtingen uit de Basisregistratie Personen (Brp) te verstrekken. Eiser stelde dat de rechtbank in haar procesreglement had aangegeven welke documenten overgelegd moesten worden, en dat het college ten onrechte had geweigerd de gevraagde persoonsgegevens aan hem te verstrekken.
De rechtbank heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Volgens de rechtbank is eiser niet ontvankelijk in zijn beroep, omdat hij niet degene is die het verzoek om informatie heeft ingediend. De rechtbank oordeelde dat alleen mr. J.J. Bronsveld als advocaat belanghebbende is, en dat eiser geen eigen, rechtstreeks bij het besluit betrokken belang heeft. De rechtbank concludeerde dat het college de gevraagde gegevens alleen aan een derde, zoals een advocaat, mag verstrekken, en niet aan de eiser zelf. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat er een proceskostenveroordeling volgde.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.