Op 10 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1962, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en vernieling. De verdachte, die gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting te Grave, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. van Asselt. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 24 februari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte diefstal van flessen douchegel bij een winkel en het vernielen van een ruit bij een zorginstelling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan beide feiten, waarbij de bekennende verklaring van de verdachte en getuigenverklaringen als bewijs dienden.
De rechtbank legde een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, gezien de ernst van de feiten en de hoge kans op recidive. De verdachte had een lange geschiedenis van drugsgebruik en eerdere veroordelingen, wat de noodzaak voor een ISD-maatregel onderstreepte. De rechtbank benadrukte dat de maatregel niet alleen bedoeld was voor de bescherming van de maatschappij, maar ook om de verdachte te helpen bij zijn problematiek. De rechtbank verwierp het verzoek van de verdediging om de maatregel voorwaardelijk op te leggen, omdat dit niet voldoende zou zijn om het recidiverisico te beperken. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 38m, 38n, 57, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.