6.3Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Verdachte is de confrontatie met aangever aangegaan, met het doel om hem te dwingen tot afgifte van zijn telefoon. Verdachte heeft aangever hierbij bedreigd en geweld tegen hem gebruikt, waardoor aangever letsel heeft opgelopen. Het is zorgelijk dat verdachte zonder enige aanleiding – sterk onder invloed van alcohol en drugs – de confrontatie met aangever is aangegaan en daarbij het gebruik van fors geweld niet heeft geschuwd. Verdachte heeft hem hierdoor angst aangejaagd en zonder enig respect voor de eigendommen en de lichamelijke integriteit van aangever gehandeld. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij komt naar voren dat het incident voor aangever een traumatische ervaring is geweest die in grote mate invloed heeft gehad en tot aan de dag van vandaag nog steeds heeft op zijn leven. Van dergelijke verstrekkende gevolgen voor de aangever heeft verdachte zich geen rekenschap gegeven op het moment dat hij het feit pleegde. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat een feit als het onderhavige zorgt voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving, te meer nu het feit is gepleegd op de openbare weg. De rechtbank neemt verdachte dit feit zeer kwalijk.
Het strafblad
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij al eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, ook voor geweldsdelicten.
Adviezen
De rechtbank constateert dat er onderzoek naar de persoon van verdachte heeft plaatsgevonden door psychiater A.M. de Jong en psycholoog M.H. Keppel. Deze adviezen zullen allereerst kort worden besproken, waarna vervolgens in zal worden gegaan op de vraag welke straf of maatregel passend is en op de vraag of het noodzakelijk is dat hiernaar nog nader onderzoek wordt verricht.
De psychiater heeft in de rapportage van 9 december 2021 naar voren gebracht dat er bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, ADHD en een stoornis in het gebruik van cannabis. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een normoverschrijdende gedragsstoornis.
Er is een doorwerking van de stoornissen in het tenlastegelegde, maar niet volledig. Om die reden wordt geadviseerd het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Ook wordt geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen, gelet op de grote achterstand in de sociaal emotionele ontwikkeling en de beperkte handelingsvaardigheden van verdachte.
De kans op recidive wordt bij het ontbreken van behandeling als hoog ingeschat. De verwachting is dat verdachte niet zelfstandig in de maatschappij kan functioneren zonder enige vorm van behandeling/begeleiding. Het is van belang dat verdachte een prikkelarm en veilig leefklimaat krijgt met voldoende strenge kaders, waarbij hij in zijn gedrag begrensd kan worden. De psychiater adviseert daarom om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Er wordt een plaatsing op een Very Intensive Care (VIC) afdeling geadviseerd, binnen de JJI de Hartelborgt te Spijkenisse en/of de Catamaran in Eindhoven. De VIC afdeling is een kleinere afdeling waar zeer intensieve begeleiding wordt geboden. Hierdoor zal hij minder last hebben van groepsprikkels. Eerst moet er rust structuur en stabiliteit geboden worden alvorens de behandeling gestart kan worden. De inhoudelijke behandeling kan het best plaatsvinden binnen de Catamaran (of soortgelijke instelling). Uiteindelijk kan er vanuit hier worden toegewerkt naar begeleid en/of beschermd wonen. Er worden door de psychiater weinig ontwikkelingsmogelijkheden gezien en pedagogische beïnvloeding vanuit eerdere hulpverlening heeft tot onvoldoende resultaat geleid. Ook de ouders kunnen op pedagogisch gebied weinig meer voor verdachte betekenen. De leerbaarheid bij verdachte is daarnaast beperkt. Qua ambulante behandelingsmogelijkheden is alles geprobeerd. Langdurige behandeling binnen een strak forensisch justitieel kader wordt als enige mogelijkheid gezien om zijn ontwikkeling nog positief om te kunnen buigen. Dit kan het beste gerealiseerd worden vanuit een onvoorwaardelijk kader. Ambulante behandeling is in de ogen van de psychiater een gepasseerd station en bovendien is het recidiverisico hiervoor te hoog.
De psycholoog heeft in de rapportage van 10 december 2021 naar voren gebracht dat er bij verdachte sprake is van een en psychische stoornis in de vorm van een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis, een autismespectrumstoornis, een normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken. Daarnaast is er sprake van een stoornis in cannabisgebruik. Deze problematiek was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde, maar verdachte beseft wel dat hij ontoelaatbaar heeft gehandeld. De psycholoog adviseert daarom het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Daarnaast wordt door de psycholoog toepassing van het jeugdstrafrecht geadviseerd, nu een pedagogische aanpak geïndiceerd is en verdachte binnen een jeugdsetting groepsgeschikt wordt geacht. Vanwege de hoge kans op recidive en de complexe problematiek is behandeling binnen een strikt kader en een intensief langdurig klinisch behandeltraject noodzakelijk. Het is van belang dat verdachte geplaatst wordt in een justitiële jeugdinrichting, zoals de JJI de Hartelborgt te Spijkenisse, zodat aandacht besteed kan worden aan (her)opvoeding en behandeling. Hierbij kan gedacht worden aan plaatsing op de VIC afdeling. Op termijn kan gedacht kan worden aan overplaatsing vanuit de JJI naar een forensische jeugd- en orthopsychiatrische instelling, zoals de Catamaran te Eindhoven, met als doel om hem uiteindelijk weer volledig te laten deelnemen aan de maatschappij. De psycholoog adviseert daarom een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt het behandel- en resocialisatietraject in maximaal twee jaar afgerond. Verdachte heeft langere behandeling nodig en is niet gebaat bij een traject dat meer gericht op resocialisatie. Het risico bestaat dat hij dan snel weer zal vervallen in zijn problematische gedragspatroon. Tevens laat verdachte weerstand zien tegen klinische behandeling en plaatsing op een groep. Daarnaast heeft hij weinig inzicht in zijn problematiek en legt hij het aandeel overwegend bij externe factoren. De verwachting is dat hij onvoldoende in staat zal zijn om mee te werken aan voorwaarden en het risico dat dit traject niet slaagt, is naar de mening van de psycholoog te groot en zal het hulpverleningstraject alleen maar verder vertragen. Het wordt daarom wenselijk geacht om nu stevig in te zetten om verdere stagnatie en verder afglijden te voorkomen.
Verminderde toerekenbaarheid
Uit adviezen van de deskundigen is gebleken dat verdachte ten tijde van het plegen van het feit in verminderde mate toerekeningsvatbaar was. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
Toepassing jeugdstrafrecht
De beide deskundigen komen verder tot het advies om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Gelet op de adviezen, het standpunt van de officier van justitie en de verdediging, zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder de persoonlijkheid van verdachte en hetgeen daarover door de deskundigen is opgemerkt in aanmerking.
Welke straf of maatregel is passend?
De rechtbank is van oordeel dat het noodzakelijk is dat verdachte een behandeling ondergaat. De vraag is echter in welk kader deze plaats dient te vinden en of het nog noodzakelijk is dat hiernaar nader onderzoek wordt gedaan.
Primair is verzocht om de behandeling vanuit thuis te ondergaan. Dat verdachte zijn nadrukkelijke voorkeur heeft uitgesproken voor een ambulante behandeling vanuit de thuissituatie is invoelbaar. Deze optie is echter gelet op de ernst van de feiten, de aard van de problematiek en de verkregen deskundigenadviezen, geen reële mogelijkheid. De rechtbank acht daarvoor de kans dat verdachte zich aan de begeleiding en behandeling zal onttrekken, te groot. Bovendien blijkt uit zijn strafblad dat verdachte eerder geweld heeft toegepast tegen personen uit zijn ondersteunend netwerk, waardoor behandeling vanuit de thuissituatie naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende veiligheid biedt voor alle betrokkenen.
De verdediging heeft subsidiair verzocht alternatieven voor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel te onderzoeken. Uit de adviezen van de deskundigen blijkt dat een intensief en langdurig behandeltraject van verdachte noodzakelijk is. De behandelduur bij het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf of maatregel met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden is gemaximeerd tot 6 maanden en zou te kort zijn. Hetzelfde geldt in het geval van een veroordeling tot een GBM, die de behandelduur tussen 6 maanden en maximaal één jaar bestrijkt. Deze modaliteiten volstaan evenmin gelet op de ernstig verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling en de sterke behoefte van verdachte aan externe structuur, regels en begrenzing. De rechtbank beoordeelt de oplegging van een behandelverplichting binnen een voorwaardelijke jeugddetentie of GBM als ontoereikend.
(Voorwaardelijke) PIJ-maatregel?
De rechtbank heeft voorts de noodzaak tot het opleggen van een (al dan niet voorwaardelijke) PIJ-maatregel onderzocht en overweegt in dit verband als volgt. De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de formele voorwaarden genoemd in artikel 77s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, nu bij verdachte ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feit een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond en het bewezenverklaarde een feit betreft waar naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer op is gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank eist ook de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel. Aan dit oordeel legt de rechtbank ten grondslag dat de stoornissen die bij verdachte zijn vastgesteld, eraan hebben bijgedragen dat verdachte geen of slechts een geringe aanleiding nodig heeft om geweld toe te passen. Ook is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Hierbij betrekt de rechtbank dat het welslagen van de door de deskundigen geadviseerde behandeling noodzakelijk zal zijn om herhaling van strafbare feiten door verdachte te voorkomen, hetgeen aan een geslaagde resocialisatie van verdachte zal kunnen bijdragen.
Een voorwaardelijke PIJ-maatregel is door de deskundigen overwogen. Zoals reeds blijkt uit de overwegingen van de rechtbank hiervoor, is de rechtbank van oordeel dat met een behandeling in een voorwaardelijk kader niet kan worden volstaan. Meer in het bijzonder ten aanzien van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, waarop de deskundigen afzonderlijk zijn ingegaan, overweegt de rechtbank dat bij verdachte sprake is van complexe, meervoudige problematiek en eerdere hulpverleningstrajecten in een ambulant kader niet hebben geleid tot stabilisering van zijn situatie. Uit de rapportages blijkt dat het mislukken van deze hulpverleningstrajecten in sommige gevallen te wijten was aan verdachte. Het feit dat verdachte momenteel open lijkt te staan voor behandeling acht de rechtbank onvoldoende om de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen in voldoende mate te waarborgen. Zoals reeds opgemerkt door de rechtbank blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij eerder geweld heeft toegepast tegen personen uit zijn ondersteunend netwerk. Daarnaast heeft verdachte weinig inzicht in zijn problematiek en lijkt hij de behandeling alleen op eigen voorwaarden te willen ondergaan, hetgeen blijkt uit het feit dat hij absoluut geen medicatie in wil nemen en het ook niet eens is met de – door beide deskundigen vastgestelde – stoornis in het cannabisgebruik en daarvoor dus geen behandeling wil. Verder blijkt uit de adviezen dat een behandeling in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel meer gericht is op resocialisatie waarbij verloven binnen relatief korte tijd worden opgestart, terwijl een (langer) traject gericht op behandeling juist noodzakelijk is voordat hij toe kan komen aan resocialisatie. De deskundigen verwachten dat een behandeling van aanzienlijke duur nodig is, zodat het voorwaardelijk kader onvoldoende is. Het risico dat verdachte weer zal vervallen in zijn problematisch gedragspatroon wordt met het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel groot geacht. Het is de rechtbank duidelijk geworden dat er in het geval van verdachte geen alternatief is om deze behandeling kans van slagen te geven anders dan in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
De rechtbank vindt het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel daarnaast in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Ook vanuit dit ontwikkelingsbelang bezien, meent de rechtbank dat met het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet kan worden volstaan. Met een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt de continuïteit van de voor verdachte dringend noodzakelijke behandeling gewaarborgd. Gebleken is dat verdachte profiteert van een individuelere aanpak in kleinere groepen, die op deze manier aan hem geboden kan worden. Om te waarborgen dat verdachte op een geschikte plek terecht komt, zal de rechtbank hierna een advies omtrent de tenuitvoerlegging, als bedoeld in artikel 6:1:1, derde lid, Sv geven, betreffende de plaatsing van verdachte.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk en zal dan ook hiertoe overgaan. De rechtbank hoopt dat verdachte deze kans aangrijpt om de benodigde hulp te accepteren en een positieve gedragsverandering te kunnen ondergaan; zo is de kans dat de behandeling zal slagen het grootst. De PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel is daardoor vatbaar voor verlenging als bedoeld in artikel 6:6:31 Sv.
De rechtbank zal aan verdachte naast de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel geen afzonderlijke straf opleggen.
De rechtbank acht zich op grond van rapporten van de deskundigen voldoende ingelicht, nu zij geen andere passende mogelijkheden ziet dan het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank acht nader onderzoek naar de mogelijkheden tot het opleggen van een andere straf en/of maatregel daarom niet noodzakelijk. Bovendien is het juist van belang dat verdachte zo snel mogelijk zal gaan starten met zijn behandeling. De rechtbank zal het onderzoek ter terechtzitting dan ook niet heropenen voor nader deskundigenonderzoek. Het verzoek van de verdediging om de zaak aan te houden zal daarom worden afgewezen.
Plaatsingsadvies
De rechtbank zal conform de adviezen van de deskundigen adviseren dat verdachte wordt geplaatst op een VIC afdeling bij de JJI de Hartelborgt in Spijkenisse of bij de Catamaran in Eindhoven, zodat op die manier wordt gewaarborgd dat aan verdachte op een kleinschalige afdeling zeer intensieve begeleiding geboden kan worden. Gebleken is dat dit het meest passend is omdat verdachte profiteert van een individuelere aanpak en van kleinere groepen. Indien dat niet reeds bij aanvang het geval is, dient verdachte op termijn te worden overgeplaatst naar de Catamaran in Eindhoven of een soortgelijke instelling, zodat aldaar de behandeling verder kan plaatsvinden.