ECLI:NL:RBZWB:2022:1225

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 20_5883
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

Op 8 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. S.J.W.C. Lipman, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 5 maart 2020, waarin haar arbeidsongeschiktheid per 22 januari 2020 op 53,55% werd vastgesteld. Eiseres was eerder werkzaam als praktijkondersteuner en had een WIA-uitkering ontvangen na uitval door gezondheidsklachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV in zijn besluit onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld, met name in de medische beoordeling van eiseres. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om het gebrek in het besluit te herstellen binnen zes weken. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5883

tussenuitspraak van 8 maart 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. S.J.W.C. Lipman,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde partij], te [plaatsnaam 2] (werkgever),
gemachtigde: mr. P.H. Lammerts.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 maart 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar aanspraak op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 26 januari 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.S. van Zaane. Werkgever en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Feiten en omstandigheden

1. Eiseres is werkzaam geweest als praktijkondersteuner bij werkgever. Voor dat werk is zij op 27 oktober 2014 uitgevallen vanwege gewrichtsklachten en energetische klachten. Met ingang van 27 oktober 2016 heeft het UWV een WIA-uitkering aan eiseres toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-80%.
De werkgever van eiseres is eigenrisicodrager voor de Wet WIA. In oktober 2017 heeft hij het UWV verzocht om een herbeoordeling. Bij besluit van 26 februari 2018 heeft het UWV kenbaar gemaakt dat eiseres per 24 december 2017 minder arbeidsgeschikt is dan voorheen: zij wordt voor 80-100% arbeidsongeschikt geacht.
Op 14 december 2018 heeft de werkgever van eiseres wederom verzocht om een herbeoordeling. Bij besluit van 16 mei 2019 (primair besluit) heeft het UWV medegedeeld dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet is gewijzigd. Zij is 80-100% arbeidsongeschikt. Zij kan echter nog wel werken en de uitkering wijzigt dan ook niet. Werkgever heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Op 10 december 2019 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) hebben onderzoek verricht.
Op 22 januari 2020 heeft het UWV aan eiseres en werkgever laten weten voornemens te zijn het primaire besluit te herzien. Dat herziene besluit houdt in dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 23 maart 2020 wordt vastgesteld op 53,55%. De resterende verdiencapaciteit is vastgesteld op € 939,60, deze gaat pas in als zij gedurende 24 maanden in staat is geweest om meer dan 20% van haar maatmaninkomen per uur te verdienen. Zowel eiseres als werkgever hebben hun zienswijze tegen dit voornemen kenbaar gemaakt.
Een verzekeringsarts b&b en een arbeidsdeskundige b&b hebben wederom onderzoek verricht. In het bestreden besluit heeft het UWV zich op basis van die onderzoeken op het standpunt gesteld dat de voorgenomen beslissing van 22 januari 2020 juist is. De bezwaren van eiseres en haar werkgever zijn ongegrond verklaard. Eiseres wordt 53,55% arbeidsongeschikt geacht en per 23 maart 2020 wordt haar WIA-uitkering verlaagd naar 35% van het wettelijk minimumloon. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Het UWV heeft op 12 mei 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. In het besluit staat dat uit artikel 60 en 61 van de Wet WIA volgt dat er gedurende 24 maanden geen inkomenseis geldt wanneer iemand voor een periode langer dan twee maanden 80-100% arbeidsongeschikt is geweest. De uitkering van eiseres kon daardoor niet eerder worden verlaagd dan per 1 februari 2022. Dat betekent de WGA-loonaanvullingsuitkering tot die datum blijft lopen.
Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het beroep mede geacht te zijn gericht tegen het besluit van 12 mei 2021. Eiseres heeft aangegeven zich ook in dit besluit niet te kunnen vinden, omdat zij het niet eens is met het door het UWV vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage.
2. In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 22 januari 2020 heeft vastgesteld op 53,55%.

Wettelijk kader

3. In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.

Medische beoordeling

4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Eiseres is in het kader van de primaire beoordeling op 5 april 2019 gezien door een arts van het UWV. Hij heeft onderzoek gedaan naar de klachten die door eiseres worden toegeschreven aan de eerder doorgemaakte ziekte van Lyme en de klachten aan de linkerknie. Bij lichamelijk onderzoek heeft hij geconstateerd dat de linkerknie tot 30 graden te flecteren is en dan blokkeert door pijn. Verder stelt de arts dat eiseres grondbereik heeft door met een hand steun te zoeken in de omgeving en dan het linkerbeen achterwaarts te strekken en iets door het rechterbeen te zakken. Zij kan dan moeizaam en met pijn met een hand iets lichts oprapen. De arts concludeert dat eiseres helemaal niet kan knielen, hurken, of op de knieën kan zitten. Ook geknield of gehurkt actief zijn kan zij volgens hem helemaal niet. Hij heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 12 mei 2019. Uit het rapport van 6 mei 2019 blijkt dat de conclusies van de arts zijn getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
4.2
Op 11 december 2019 heeft de verzekeringsarts b&b gerapporteerd dat de beperkingen van eiseres op de datum in geding anders zijn dan aangegeven in de FML van 12 mei 2019. Op basis van de toelichting bij het CBBS wordt de toelichting op de punten hitte en koude omgezet in beperkingen, wordt een toelichting gegeven bij trillingsbelasting, en wordt de beperking op klimmen in mindere mate aangenomen. Daarnaast vervalt de beperking in knielen en hurken. Volgens de verzekeringsarts b&b is de essentie van deze beperking of de betrokkene de grond kan bereiken. De mate waarin/hoelang de betrokkene grondbereik heeft, is verdisconteerd in de beperking geknield en gehurkt actief zijn en daarop is in het geval van eiseres al een beperking aangenomen. De verzekeringsarts b&b laat bij deze beperking de toelichting van de primaire arts (‘
kan dit niet’) vervallen. Volgens de verzekeringsarts b&b is er geen volledig onvermogen om in beperkte mate deze activiteit te kunnen vervullen.
De verzekeringsarts b&b acht het verder niet aannemelijk dat de ervaren klachten en belemmeringen van eiseres voortkomen uit een chronische vorm van de ziekte van Lyme. In de RIVM-richtlijn Lyme wordt gesproken van het bestaan van post-lymeziektesyndroom, maar het is tot op heden niet duidelijk wat de oorzaak en ontstaanswijze is van dit symptomencomplex. Volgens de internationale literatuur en de CBO-richtlijn Lymeziekte is in ieder geval niet aangetoond dat dergelijke klachten worden veroorzaakt door een persisterende infectie met de Borrelia bacterie (de veroorzaker van de ziekte van Lyme).
De verzekeringsarts b&b merkt op dat uit het activiteitenpatroon en de dagindeling van eiseres blijkt dat in zekere zin klachtencontingent wordt geleefd. Bij chronische pijnklachten wordt echter juist geadviseerd actief te blijven. De verzekeringsarts b&b stelt dat een multidisciplinaire aanpak gericht op zowel medische als niet-medische factoren die van invloed zijn op de ervaren klachten en belemmeringen aan te bevelen is, waarbij tevens aandacht is voor de mogelijkheid van het bestaan van een bepaalde mate van somatisatie. Verder heeft eiseres een BMI van 40 (morbide obesitas) - ook hier bestaat een belangrijke ingang tot verbetering van functioneren. Na het inzetten van adequate therapie is volgens de verzekeringsarts b&b binnen twaalf maanden verbetering in de fysieke en energetische belasting te verwachten. De verzekeringsarts b&b heeft een en ander vastgelegd in een FML van 12 december 2019.
4.3
Naar aanleiding van de door eiseres en haar werkgever aangevoerde bezwaren tegen het voornemen van 22 januari 2020 heeft de verzekeringsarts b&b op 2 maart 2020 opnieuw gerapporteerd. Hij merkt op dat eiseres stelt dat zij met links niet kan knielen of hurken. Conform de CBBS definities is de essentie van dit beoordelingspunt of de betrokkene grondbereik heeft. Bij eiseres is in de linkerknie een deel van de meniscus verwijderd. Dit maakt grondbereik niet onmogelijk. Zij kan dit ook vanuit haar rechterknie doen. Het gaat erom dat zij alleen kortdurend bij de grond kan komen. Dat het knielen en hurken niet veelvuldig in arbeid dient voor te komen, is al verdisconteerd in de beperking op geknield en gehurkt actief zijn, aldus de verzekeringsarts b&b
Verder is volgens de verzekeringsarts b&b reeds gemotiveerd uiteengezet waarom het niet aannemelijk is dat op de datum in geding de klachten en belemmeringen van eiseres aan de ziekte van Lyme kunnen worden geattribueerd. In de FML is eiseres aangewezen op fysiek zeer lichte arbeid in deeltijd voor maximaal vier uur per dag. Op basis van wat aan geobjectiveerde ziekte of gebrek aanwezig is, moet zij hiertoe in staat worden geacht. Tot slot stelt de verzekeringsarts b&b dat er, getoetst aan het Schattingsbesluit, geen aanleiding bestaat om te oordelen dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is.
4.4
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de verzekeringsarts b&b ten onrechte stelt dat haar klachten deels het gevolg zijn van een inactieve leefstijl, in plaats van restklachten van de ziekte van Lyme. De reumatoloog heeft aangegeven dat andere ziekteoorzaken zijn uitgesloten. Eiseres is van mening dat haar klachten worden onderschat en ten onrechte niet zijn meegenomen in de FML.
Ter nadere onderbouwing van die stelling heeft zij een rapportage van [naam medewerker Chiasma Medisch Advies] van Chiasma Medisch Advies van 24 februari 2021 overgelegd. Hij kan zich niet verenigen met de door de verzekeringsarts b&b in de FML aangebrachte aanpassingen op de aspecten knielen en hurken en klimmen. Verder dient volgens [naam medewerker Chiasma Medisch Advies] een beperking te worden aangenomen ten aanzien van het beroepsmatig besturen van motorvoertuigen en frequent in- en uitstappen van een auto. Eiseres heeft ook een brief van een orthopeed van Bergman Clinics van 25 september 2019 overgelegd, waar zij is geweest voor een second opinion voor haar knieklachten. Vanwege de aanwezige chondropathie, adipositas en forse valgus-beenas, wordt het negatieve affect van een re-scopie door de orthopeed hoog geacht. Dat is daarom ontraden. Het beleid is maximaal conservatief: afvallen, oefentherapie en zo nodig injectie met hyaluronzuur.
4.5
In een rapportage van 5 mei 2021 heeft de verzekeringsarts b&b op de door eiseres overgelegde stukken gereageerd. Hij volgt [naam medewerker Chiasma Medisch Advies] niet in de stelling dat knielen of hurken nauwelijks mogelijk is. Tijdens primaire onderzoek op 5 april 2019 werd een flexie van 30 graden gevonden en heeft eiseres grondbereik, zij het met moeite. Op 25 september 2019 spreekt zij bij de orthopeed alleen over problemen bij met name diepe buiging, waarbij een flexie van 130 graden wordt gevonden – dat mag als volledig beschouwd worden. De verzekeringsarts b&b gaat hiervan uit, omdat dit onderzoek het dichtst bij de datum in geding is uitgevoerd. Op basis daarvan wordt een dusdanige flexiebeperking dat eiseres niet kan knielen/hurken, klimmen en niet in en uit een auto kan stappen niet plausibel geacht.
De verzekeringsarts b&b volgt [naam medewerker Chiasma Medisch Advies] evenmin in de stelling dat eiseres beperkt is in beroepsmatig autorijden vanwege concentratiestoornissen en het gebruik van Naltrexon. Dit betreft een categorie II medicijn, waarbij autorijden alleen de eerste paar dagen na aanvang wordt afgeraden. Een concentratiestoornis is door de behandelend sector niet gediagnosticeerd en bij het primaire onderzoek en het onderzoek in bezwaar zijn geen afwijkingen waargenomen.
Oordeel rechtbank
5.1
De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres in bezwaar heeft gesteld dat zij zich niet kan vinden in de FML voor wat betreft de items 4.3 (hand- en vingergebruik), 4.5 (toetsenbord bedienen en muis hanteren), 4.9 (frequent reiken tijdens het werk), 4.10 (buigen) en 4.11 (frequent buigen tijdens het werk). Zij heeft echter niet onderbouwd waarom op deze items aanvullende beperkingen aangenomen zouden moeten worden. Ook [naam medewerker Chiasma Medisch Advies] heeft hier niets over opgemerkt in zijn rapportage, zodat er geen aanleiding bestaat eiseres op dit punt te volgen.
Daarnaast volgt de rechtbank de verzekeringsarts b&b in de stelling dat eiseres niet beperkt is in beroepsmatig autorijden vanwege concentratiestoornissen en het gebruik van Naltrexon. De concentratiestoornis is immers niet onderbouwd, gediagnosticeerd of waargenomen bij lichamelijk onderzoek en autorijden wordt alleen de eerste paar dagen na aanvang van het gebruik van Naltrexon afgeraden.
Tot slot zijn er diverse beperkingen aangenomen in de FML op basis van de persisterende klachten die eiseres ervaart wegens een in het verleden doorgemaakte ziekte van Lyme. Gesteld noch gebleken is dat er meer of verdergaande beperkingen op basis van die klachten moeten worden aangenomen en zo ja, welke. Tot zover ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts b&b.
5.2
Ten aanzien van het knielen en hurken constateert de rechtbank dat eiseres in de primaire fase lichamelijk is onderzocht door een arts. Zijn conclusies zijn getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts. De primaire arts concludeert op basis van dat onderzoek dat eiseres helemaal niet kan knielen of hurken en geeft op item 4.22 (knielen of hurken) in de FML aan: ‘
1, beperkt, kan niet of nauwelijks knielend of hurkend met de handen de grond bereiken. Toelichting: kan op atypische wijze incidenteel met 1 hand lichte voorwerpen oppakken’.
De verzekeringsarts b&b stelt daarentegen dat op dit punt geen enkele beperking aangenomen hoeft te worden (normaalwaarde).
Aangezien dit standpunt (sterk) afwijkt van het oordeel van de primaire arts, dient de verzekeringsarts b&b deze afwijking goed te motiveren. Dit geldt te meer omdat de primaire arts eiseres lichamelijk heeft onderzocht en de verzekeringsarts b&b niet. De verzekeringsarts b&b motiveert zijn afwijkende standpunt op basis van de definitie van knielen en hurken in het CBBS. Daarin staat dat het moet gaan om grondbereik voor minder dan 1 minuut. Nog daargelaten dat niet gebleken is dat de arts deze definitie bij het primaire onderzoek niet als uitgangspunt heeft gehanteerd, kan de a-typische wijze van grondbereik die de primaire arts in de rapportage beschrijft (steun zoeken met hand, linkerbeen strekken en door rechterbeen zakken) niet genegeerd worden. De rechtbank kan de primaire arts volgen in het oordeel dat grondbereik op deze wijze niet als knielen/hurken kan gelden.
Dat wordt niet anders, daar waar de verzekeringsarts b&b er in zijn rapport van 5 mei 2021 op wijst dat de orthopeed heeft aangegeven dat flexie van 130 graden mogelijk is. De primaire arts gaf namelijk aan dat dit mogelijk was tot 30 graden. De verzekeringsarts b&b heeft deze grote discrepantie niet nader onderzocht. Bovendien is flexie (buiging) van de knie niet hetzelfde als kunnen knielen en hurken, omdat daarbij ook het lichaamsgewicht een rol speelt. Dat is ook een factor waarmee rekening moet worden gehouden in de beoordeling.
Het item 5.5 (knielen en gehurkt actief zijn) hangt met het voorgaande item samen. Dit item kent slechts twee waarden (normaalwaarde of beperkt). Hoewel zowel de primaire arts als de verzekeringsarts b&b op dit item de beperking aangeven (
1, beperkt, inhoudende, kan minder dan 5 minuten achtereen geknield of gehurkt actief zijn, deur aanrechtkastje afnemen), schrapt de verzekeringsarts b&b daarbij de door de primaire arts gegeven toelichting
(‘kan dit niet’). Hiermee en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan de rechtbank de verzekeringsarts b&b evenmin volgen in het oordeel dat de beperking in het knielen/hurken voldoende is verdisconteerd in het item 5.5 (knielen en gehurkt actief zijn).
6. Gelet op het voorgaande is het medisch onderzoek naar het oordeel van de rechtbank niet volledig en daarmee onvoldoende zorgvuldig geweest. De conclusies uit dat onderzoek zijn niet van een toereikende motivering voorzien, zodat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
6.1
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het UWV in de gelegenheid stellen om alsnog tijdens een spreekuur door een verzekeringsarts b&b onderzoek te laten uitvoeren naar de belastbaarheid van eiseres op de punten knielen en hurken (item 4.22), geknield en gehurkt actief zijn (item 5.5), en klimmen (item 4.21). De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
6.2
De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op zes weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het UWV dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van wat in deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 8 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.