Uitspraak
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 252,- per maand.
€ 689,- per maand.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van een kinderbijdrage na een echtscheiding. De man, verzoeker, heeft verzocht om een maandelijkse bijdrage van € 200,00 van de vrouw, verweerster, voor de kosten van opvoeding en verzorging van hun minderjarige kind. De vrouw heeft verweer gevoerd en verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, dan wel om de bijdrage te verlagen naar € 56,00 per maand. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen eerdere rechterlijke uitspraak was die de vrouw verplichtte tot het betalen van een bijdrage, en dat de man zijn verzoek voldoende had onderbouwd.
De rechtbank heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 444,00 per maand, rekening houdend met het netto besteedbaar gezinsinkomen van partijen en de richtlijnen van de Expertgroep Alimentatienormen. De draagkracht van de man en de vrouw is berekend, waarbij de man een draagkracht van € 689,00 en de vrouw een draagkracht van € 252,00 per maand heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw, na toepassing van een zorgkorting van 15%, een bijdrage van € 52,00 per maand aan de man moet betalen.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.